Maria Tenhemelopneming
Het feest van Marie tenhemelopneming wordt al vanaf de zesde eeuw gevierd, maar pas in 1950 werd het een dogma. Het gebed, de liturgie, de viering, ze gaan vooraf aan de leer. En dat juist in 1950, enkele jaren na de tweede wereldoorlog, dit dogma wordt afgekondigd, dat Maria met lichaam en ziel ten hemel werd opgenomen, heeft een bijzondere betekenis. Juist dan, nadat er zoveel doden gevallen zijn, alsof een menselijk lichaam er niet toe doet, wordt uitgesproken dat het lichaam van een mens in Gods ogen grote waarde heeft. Dat God er een bestemming voor heeft, het verheerlijkt om voor altijd met Hem in relatie te zijn. Zoveel doden waar niemand de naam van weet, oorlogen waarin bommen alles en iedereen vernietigen. Maar dan wordt gezegd en vandaag vieren we het in een feest van grote blijdschap: voor God heeft die ene mens die je bent, die ene die je ontmoet, die ene waar niemand aandacht voor heeft, voor God heeft iedere ene mens betekenis. En Hij brengt ons tot onze bestemming, om te beginnen met Maria.
In een opstel van Graham Greene kwam ik een interessante gedachte tegen. We vieren vandaag dat Maria met lichaam en ziel ten hemel is opgenomen. We vieren wat ook onze toekomst zal zijn, maar terwijl onze lichamen nog wachten in de aarde, is zij al lichamelijk bij God. Maar hoe merken we dat? Je kunt het geloven omdat het al eeuwen lang geloofd wordt, maar je kunt er ook iets van zien, zegt Graham Greene. Hoe dan? Door de Mariaverschijningen. Maria verschijnt als een mooie dame aan Bernadette Soubirous, als de Maagd van de armen in Banneux, als een Indiaans meisje van een jaar of veertien aan Juan Diego. Ze is de enige die lichamelijk verschijnt. Franciscus kan nog zo’n grote heilige zijn, hij kan enorm veel mensen inspireren, maar ik ken geen verhaal waarin iemand hem weer tegenkomt als een mens. Of zou iemand in onze orde Sint Bernardus ontmoet hebben na zijn overlijden?
Maar er zijn wel mensen die Maria tegenkomen.
Op een morgen vroeg, in december 1531, in Mexico, toen Juan Diego, een Azteek die toen 57 jaar oud was, op weg was naar de mis, hoorde hij zijn naam roepen vanaf de top van de heuvel Tepeyac. Hij klom naar boven en zag een jonge Indiaanse vrouw, die hem zegt dat ze de maagd Maria is en vraagt dat er een kerk voor haar gebouwd wordt waar de mensen met hun noden kunnen komen. Juan Diego gaat naar de bisschop die hem natuurlijk niet direct gelooft, zodat Maria nog een keer verschijnt om aan te dringen. De tweede keer zegt de bisschop dat Juan Diego een teken moet vragen. Op de terugweg verschijnt Maria voor de derde keer en ze belooft dat ze de volgende dag een teken zal geven. Maar de volgende dag vindt Juan Diego geen tijd. Zijn oom is ernstig ziek geworden en hij blijft bij hem om hem te verzorgen. ’s Nachts gaat het nog slechter en de volgende morgen vroeg gaat Juan Diego naar de stad om een priester te zoeken voor de laatste sacramenten. Hij heeft haast en maakt een omweg om niet opgehouden te worden door Maria. Waarschijnlijk voelt hij zich ook schuldig omdat hij de vorige dag niet gekomen is. Maar Maria ontmoet hem toch en vraagt waar hij naar toe gaat. Hij legt uit waarom hij niet verschenen is en zij zegt: ¿No estoy yo aquí que soy tu madre? – Ben ik niet hier, ik die je moeder ben? De woorden staan nu boven de hoofdingang van de basiliek van Guadeloupe in Mexico-Stad. Ze verzekert hem dat zijn oom genezen is en zegt hem naar de top van de Tepeyac heuvel te gaan waar hij rozen zal vinden. Boven op de heuvel die normaal kaal is – en bovendien is het december – legt ze de rozen in zijn tilma, zijn mantel en Juan Diego gaat naar de bisschop. Daar aangekomen opent hij zijn mantel en niet alleen vallen de rozen eruit, aan de binnenkant is ook de beeltenis van Maria zichtbaar zoals ze verschenen is. De mantel hangt nu in de basiliek en blijft al eeuwen intact.
Maria verschijnt aan een meisje in Lourdes, aan een Indiaan in Mexico, aan kinderen in Portugal, niet als een geest of een droombeeld, maar met een lichaam. En als we vandaag Maria ten hemelopneming vieren, dan vieren we niet alleen iets dat Maria aangaat, maar we vieren de volheid van het eeuwige leven dat ons allemaal te wachten staat. Wat betekenen die verschijningen dan voor ons? Wat zegt het ons over het leven dat ons geschonken zal worden?
Het lichaam waarin Maria verschijnt, is niet hetzelfde lichaam als ze had in Galilea. Maar net als toen Jezus aan de leerlingen verscheen: ze zien Hem, maar ze herkennen Hem niet direct. Hij is anders, maar Hij is het wel. Zo is Maria ‘de mooie dame’ voor Bernadette, en een Indiaans meisje voor Juan Diego. Ze is niet een vreemde verschijning uit een andere tijd en een andere cultuur, ze is iemand van dichtbij. Het verheerlijkte lichaam schept geen afstand maar schenkt nabijheid. Maria is niet gebonden aan één bepaalde groep mensen, maar wel verbonden met degene aan wie ze verschijnt, Indiaans met de Indianen. Zodat we weten dat al onze onderlinge verschillen, al het onbegrip dat voortkomt uit verschillende achtergronden, verschillende culturen, alle moeite om elkaar te verstaan overwonnen zal zijn. Het lichaam wordt helemaal een instrument van verbondenheid.
Maria, die met lichaam en ziel ten hemel is opgenomen, is een teken van hoop en vreugde, zeker in onze tijd. Moge zij ons leren dat alle verschillen van ras, van cultuur, van taal, van denken geen absolute scheidingen zijn, maar dat we bestemd zijn om elkaar te herkennen en te verstaan in de diepe verbondenheid van het verrijzenislichaam, dat we nu al mogen vieren en soms even ervaren. Moge zij ons leren in vrede te leven.