Lectio Divina in Klaarland

juni, september, november 2025
a.d.h.v. een Bijbelse tekst bij de liturgie van de zondag
Witte Donderdag, 17 april:
17.00 uur: Witte Donderdagviering
met Voetwassing en Eucharistie
20.00 uur: Completen, waarna aanbidding van het H. Sacrament
Goede Vrijdag, 18 april:
15.00 uur: Goede Vrijdag-liturgie
(geen Vespers)
19.30 uur Completen
Stille Zaterdag, 19 april:
(geen Completen)
21.00 uur: PAASWAKE (duur: ca. 2,5 uur)
PAASZONDAG, 20 april:
11.15 uur: Hoogmis
17.00 uur: Vespers
19.30 uur: Completen
PAASMAANDAG, 21 april:
11.15 uur: Hoogmis
17.00 uur: Vespers
20.00 uur: Completen
Op 18 maart, om 2 uur in de morgen, heeft Jezus Zr Relindis toch zich geroepen. Die dag sprak Hij tot ons in de liturgie aldus : “Ik ben de Verrijzenis en het Leven. Wie in Mij gelooft zal leven, ook al is hij gestorven; en ieder die leeft in geloof aan Mij zal in eeuwigheid niet sterven.”
Alice werd geboren in Grote Spouwen op 6 augustus, dat is het feest van Jezus’ gedaanteverandering. Zij droeg dan ook diep in haar hart, de glans van dit feest. Bij haar doopsel werd zij ondergedompeld in Jezus’ dood en door de Geest opgewekt tot verrijzenisleven… tot een samenleven in Gods Liefde. De groei en ontwikkeling van dit geloofsleven heeft Alice geleid naar de Abdij O.L.V. van Nazareth in Brecht, waar ze de naam Zr. Relindis aannam, als uitdrukking van haar grote verbondenheid met haar geboortestreek. Na haar monastieke professie heeft zij de gemeenschap gediend als ziekenzuster. Tien jaar later evenwel, nodigde haar patroonheilige haar uit om naar het eigen heem, Limburg, terug te keren. Zij werd medestichteres van de jonge gemeenschap in Kiewit, Hasselt. Het boeide haar om in het vervallen “Virga Jesse” tehuis, en later in het uitgeleefde “Bareelhof” met haar medezusters een dynamische gemeenschap uit te bouwen.
Er wortelde in haar een diepe verbondenheid van leven en dood en van dood en herleven… In Klaarland ontpopte zij zich als een echte boerendochter : als een bewonderaarster van het mysterie van het leven. Zo hield zij er ook van om bijna-dode plantjes op een vensterbank in de zon te zetten, ze water te geven en weer tot groei te brengen. In de lente plukte ze, op het juiste moment, lindebloemen en meidoorntrosjes, wist ze behendig te drogen om er thee voor te zetten voor de gemeenschap.
Ze had in haar jeugd de oorlog meegemaakt en verstond de kunde niets te laten verloren gaan. Ook haar kleren verstelde ze heel handig en uitvoerig. Haar opdracht om een broodwinning op te bouwen met de verkoop van biergisttabletten vervulde ze meesterlijk. Maar toen de concurrentie te groot werd, kon ze in alle eenvoud en overgave de productie afbouwen.
Er leefde in haar ook een diepe trek naar al wat mens en menselijk is. Foto’s, tijdens onze bouwperiodes, waar enkel muren op stonden, maar geen mensen, vond ze maar niets. Metsers aan het werk, of mensen die er in gingen wonen moesten er te zien zijn. Zr Relindis hield van het leven, van de mysteries van het leven met mensen. Zij kon boeiend verhalen. Ze beschreef, tot in de kleinste details, de geschiedenis van Klaarland van 1961 tot 2011. Ze had het talent van een geschiedkundig vorser. Zo blies zij de verhalen uit haar geboortestreek rondom ’t Jonckholt weer leven in door die te bevolken met haar vermoeden dat er ooit Tempeliers gewoond hadden. Deze heemkundige studie beschouwde ze als een laatste levensopdracht … en die kon ze nog net vóór haar vertrek naar het ziekenhuis afwerken en loslaten.
Zr Relindis had een wonderlijk invoelingsvermogen van de pijn om alles wat in een mensenleven verkeerd liep. De vloekpsalmen lagen haar niet! De gebeurtenissen in Gaza en in Oekraïne maakten haar ziek; ze duwde echter de pijn niet weg, maar doorleefde ze en deelde ze met anderen. Met een jeugdvriendin die verlamd was, met iemand die verdoold rondliep in het leven, wist zij een eind weg te gaan. In elke moeilijke situatie bij medezusters, familie, vrienden, bij elk ontmoeten kon ze het verhaal van de ander beluisteren, erop inspelen, samen een oplossing zoeken, innig meeleven, ervoor bidden : de vraag om een oplossing aan God, Vader, Zoon en Geest voorleggen, het verdere gebeuren loslaten en in Gods handen leggen. Zo getuigde Zr Relindis in elk gesprek van de kracht, de troost die uitstroomt uit het goddelijk hart van Jezus.
Op dit moment bloeit weelderig een magnolia in onze binnentuin, geschenk van haar zus. Het leven van Zr Relindis was als een boom die ontelbare bloemen van relatie heeft gedragen. Die bloemen houdt zij nu levend vanuit de hemel.
Eén van de bekende eigenschappen van onze zr Relinde was haar vermogen om te laat te komen. Net een beetje te laat in de kerk, of als laatste aankomen als we een samenkomst hebben – ze deed de dingen meestal niet snel.
Maar nu, de afgelopen drie weken, is ze opeens verrassend snel gegaan. Op een ochtend kon ze haar linker arm en been niet goed bewegen. In het ziekenhuis bleek het een hersenbloeding te zijn. Als we nu terugkijken lijkt het alsof Relind haast had. De dokters moesten het niet rekken, zei ze, en ze ging op weg. Eten en drinken ging moeizamer, ze praatte minder en werd minder goed verstaanbaar, en ze sliep steeds meer. En zo is ze in vrede vertrokken naar de grote ontmoeting met haar Heer. Voor Hem had ze haast. Geen haast om te sterven, maar haast om voluit te leven met Hem.
Toen we maandagmorgen vroeg terugkwamen uit het ziekenhuis, nadat één van onze zusters haar met de verpleegkundige van de palliatieve dienst had verzorgd en gekleed, hoorden we de lezingen van die dag als een bevestiging en een antwoord op haar verlangen. We hebben voor deze viering dezelfde lezingen gekozen. Over een kind dat klaagt ‘Mijn hoofd, mijn hoofd!’ en sterft, maar weer leven mag. En over Lazarus die door Jezus tot leven wordt gewekt. Onze dood is niet definitief voor God. Jezus zegt tegen Marta: ‘Ik ben de verrijzenis en het leven. Wie in Mij gelooft zal leven ook al is hij gestorven, en ieder die leeft in geloof aan Mij zal in eeuwigheid niet sterven.’
Het commentaar erbij die ochtend vroeg in de vigiliën leek wel speciaal voor Relinde en voor ons geschreven: Leven en dood hebben van God uit gezien een ander gezicht. Wie van God enkel uitstel van executie verwacht, verwacht van Hem te weinig. God wil een nieuwe kiem van zijn eigen leven in de mens leggen zodat de dood geen executie van het menselijk leven blijft, maar een ontgrenzing tot eeuwig leven wordt. Dat leven begint waar de mens door de Geest de grenzen van de zelfzucht reeds nu doorbreekt … en met Christus opstaat tot een leven op het ritme van Gods liefde.[1]
Uitbreken uit de grenzen van de zelfzucht en leven op het ritme van Gods liefde – dat is waar onze zr Relind met zoveel haast naar op weg was en wat al lang in de kiem in haar begonnen was. Ze was zich zelf goed bewust van haar grenzen en haar kleine kanten, en ze kon er met humor naar kijken en tegelijk hopen dat ze verder kon komen, zoals ze ook anderen aanvaardde met hun tekortkomingen.
Het ritme van Gods liefde klonk al in haar leven door. We kunnen het herkennen in haar vermogen tot luisteren en meeleven. Ze luisterde intens naar ieders verhaal, naar de vreugden en vooral naar de moeilijkheden die zoveel mensen bij haar kwamen neerleggen. Wat ze hoorde bewaarde ze in haar hart. Ze kon bemoedigen en troosten, meedragen in gebed, en raad geven als het nodig was in ontmoetingen, telefoongesprekken en in brieven. Niemand schreef zoveel brieven en kaarten als Relinde. Haar kerstcorrespondentie was een monnikenwerk. Alleen maar ‘Prettige kerstdagen’ was natuurlijk niet genoeg. Voor de kinderen en kleinkinderen van haar zus Gerardine en van haar broer Luc dacht ze ieder jaar na hoe ze iets van de betekenis van Christus’ geboorte kon doorgeven op haar kerstkaart.
Het ritme van Gods liefde was ook te voelen in haar opkomen voor degenen die buiten de boot dreigen te vallen en voor wie onrechtvaardig behandeld worden. Ze was heftig verontwaardigd als ze vermoedde dat er geen recht werd gedaan aan wie zwak stond en ze koos direct partij voor de zwakste. Die aandacht voor de zwakken beperkte zich niet tot mensen. Als een plant al zijn bladeren liet vallen en op de composthoop werd gegooid, haalde Relindis hem weer op en zette hem opnieuw in een pot om hem tot leven te wekken.
Er is nog iets waarin ze al iets van Gods liefde voor mensen uitstraalde. Het verleden leek voor haar even aanwezig te zijn als het heden. ‘God is geen God van doden, maar van levenden, want voor Hem zijn allen levend.’ (Luc 20:38) Als we les kregen over de cisterciënzer geschiedenis, dan kon Relind vertellen over de gebeurtenissen in de twaalfde eeuw alsof ze zelf had meegemaakt. En als we bij de koffie spraken over iets van jaren geleden, dan wist Relind precies de datum of de namen of welk weer het was die dag. Het stond haar meteen voor de geest alsof het vandaag was.
Nu kunnen haar luisteren en meeleven, haar zorg voor de zwakken tot volle ontplooiing komen in een eeuwig nu. Eens heeft ze de sprong gewaagd naar een leven voor God in abdij Nazareth, waarna ze één van onze stichteressen is geworden. Ze heeft met Jezus geleefd en voor Hem, maar zonder Hem te zien. Nu heeft ze de sprong naar de overkant gemaakt, waar ze mag zien van aangezicht tot aangezicht, en met Hem mag liefhebben ten volle. Ze is ons enkele stappen voor.
[1] Hans Tercic, Reik ons uw hand, 2002, p.128
Vorige zondag werd Jezus in de woestijn beproefd. Vandaag wordt (in de eerste lezing) Abraham op de berg van Moria beproefd. Het gebeurt dat ook wij beproefd worden. In het Evangelie van vandaag zien Petrus, Jakobus en Johannes een verheerlijkte Jezus. Het gebeurt dat ook wij door vreugde en vertroosting overweldigd worden. Soms zijn we op de berg Tabor en zouden graag de tijd doen stoppen om daar te blijven, soms worstelen we, zoals Abraham, met een verscheurd hart om de berg Moria te beklimmen.
In het boek Wijsheid wordt iets gezegd over het offer van Abraham dat me diep raakt: De Wijsheid ‘maakte mogelijk dat Abraham sterker dan zijn genegenheid voor zijn kind was’ (Wijs. 10,5). (Ik heb het zelf vertaald uit het Frans, want in het Nederlands klinkt het anders…)
Er is geen geloof zonder beproevingen. Er is geen liefde zonder lijden. Zelfs voor God. En dat is misschien de reden waarom deze passage van Genesis ook in de Paaswake gelezen wordt. God heeft zelf zijn Zoon naar Golgotha doen opklimmen om geofferd te worden. Hij heeft Hem overgeleverd om gekruisigd te worden om onze zonden. Zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn enige Zoon heeft gegeven (Joh 3, 16). Zou Hij dat hebben kunnen doen zonder zelf te lijden? In het Evangelie zien we Jezus vaak door medelijden bewogen. Hoe zou de Vader ongevoelig, onverschillig zijn voor het lijden van Zijn Zoon? Wie Jezus ziet, ziet de Vader (Joh 14, 9). God is liefde, lijdende liefde. Een lijdende Vader die voor ons zijn eigen Zoon niet heeft gespaard. De liefde die tussen God Vader en Zoon is, wilde in haar dans de wereld betrekken en daarvoor was lijden de enige weg.
Op de Tabor was Petrus zo gelukkig met Jezus, Mozes en Elia te zijn dat hij drie tenten wilde bouwen. ‘Leven van liefde is niet je tent opslaan op de berg Tabor, maar het is mét Jezus de weg van Calvarie gaan en het kruis zien als een schat’, zegt Theresia van Lisieux. Maar het lijden is nog niet het laatste woord van Gods liefde. In het Paasmysterie overwint Gods lijdende liefde zonde en dood.
Wat van ons gevraagd wordt, is luisteren: ‘Dit is mijn Zoon, mijn Welbeminde, luistert naar Hem’. Is aanschouwing eerder passief, luisteren is integendeel heel actief. Echt luisteren veronderstelt navolgen, gehoorzamen, ook als het pijn doet, ook als er gevraagd wordt om los te laten wat ons het dierbaarste is. Jezus volgen en naar Hem luisteren moeten we doen met Zijn gezindheid, met Zijn liefde. Dan verruimt ons hart zich naar de dimensies van Gods hart en zullen we, zoals Hij, stralen zonder het te weten.
Zend, Vader, de Heilige Geest over ons. Wek de gezindheid van Jezus in ons hart. Sterk ons vertrouwen, verruim onze liefde en trek ons, door onze deelneming aan het lijden van Jezus, naar de glorie van de Verrijzenis.
Wanneer we een regenboog zien, zijn we verwonderd en staan we stil. We roepen elkaar: ‘Heb je de regenboog gezien?’ Een regenboog is een blijde boodschap zonder woorden.
In de eerste lezing van de mis (uit Genesis), verschijnt na de zondvloed een regenboog en God zegt tot Noach : ‘Dit zal voor alle komende generaties het teken zijn van het verbond tussen Mij en alle levende wezens bij jullie, vogels, vee en wilde dieren inbegrepen.’ (op deze wilde dieren komen we straks terug)
Een regenboog is een ontmoeting tussen het licht van de zon en druppels water. We zouden het symbolisch zo kunnen interpreteren: het licht van Gods barmhartigheid dat door de druppels van onze zonden heengaat. En het resultaat is kleurrijk, geeft vrede, vreugde, geborgenheid en vertrouwen in de toekomst.
In het nieuwe verbond is Gods barmhartigheid vlees geworden in Jezus. Tijdens zijn verblijf in de woestijn verbleef Jezus bij de wilde dieren. Wat betekent dat? Gewoonlijk is er wederzijdse angst en vijandschap tussen mens en wilde dieren. Maar hier hebben we een eschatologisch visioen: Jezus en de wilde dieren wonen samen in vrede. Zoals de profeet Daniël ongedeerd uit de leeuwenkuil kwam (Dn 6), verbleef Jezus in harmonie bij de wilde dieren onder de hoede van de engelen.
Terwijl we het geweld en de wet van de sterkste in onze wereld zien toenemen, klinkt het als een hoopvolle belofte. Op een dag zal het zo zijn: als mens en wilde dieren in vrede kunnen samen wonen, vermoed ik dat mensen elkaar ook niet zullen blijven bijten, verscheuren en ombrengen (Gal 5,15).
Al bij het begin van zijn Evangelie laat Marcus op die manier een glimp zien van de definitieve en alomvattende overwinning van Christus over het kwaad. Dat is blijde boodschap. Maar om de blijde boodschap van Gods barmhartigheid, van Christus’ overwinning over de zonden en over de dood te kunnen ontvangen, moeten we een minder blijde boodschap ontvangen: namelijk dat we bekering nodig hebben, dat we zondaars zijn.
De tijd is vervuld en het Rijk Gods is nabij; bekeert u en gelooft in de Blijde Boodschap (Mc 1,15).
Deze woorden werden op Aswoensdag al aan ieder van ons persoonlijk gezegd tijdens de asoplegging. Ons bekeren en geloven in de Blijde Boodschap: dat is wat ons gevraagd wordt. In geloof kunnen we Jezus vragen om de innerlijke wilde dieren die ons lastig vallen en ons als wolven voor elkaar kunnen maken, te temmen, zodat we spirituele regenbogen kunnen worden, die aan onze tijd nieuwe hoop en perspectief geven. Dat kunnen we niet op eigen kracht, maar slechts als we ons door de Heilige Geest laten leiden.
24ste zondag A (Mt.18, 21-35)
Vorige zondag hoorden we Jezus spreken over broederlijke vermaning.
Vandaag, in de parabel van de onbarmhartige knecht, spreekt Hij over broederlijke vergeving.
Beide worden van ons gevraagd : het kwaad aan de kaak stellen, het kwaad haten; én de zondaar vergeven, de zondaar liefhebben.
Maar dat vergeten we gemakkelijk en als we beledigd worden, zwijgen we of negeren we de evenmens; we kijken op hem neer, nemen stilletjes wraak of maken hem zwart bij anderen. God voelt zich tekort gedaan door ons gebrek aan vergevingsgezindheid.
Heer, als mijn broeder tegen mij misdoet, hoe dikwijls moet ik hem dan vergeven?, vraagt Petrus. En Jezus antwoordt : ‘ tot zeventig maal zevenmaal’, anders gezegd : mateloos.
Sommige dingen zijn voor ons, mensen, onmogelijk te vergeven, en misschien zou het ook ongezond zijn. Maar waar het (volgens Dom André Louf) in dit evangelie om gaat, is dit te begrijpen : als de ongenadige knecht veroordeeld wordt is het omdat hij weigert te vergeven terwijl hij eerst vergeven werd.
Om op een gezonde manier te kunnen vergeven (dwz zonder aan onszelf kwaad te berokkenen), moeten we eerst Jezus’ vergeving gekregen hebben. En om Jezus’ vergeving te krijgen, moeten we eerst aanvaarden dat we ze nodig hebben.
We hebben misschien niets ernstigs gedaan en voelen geen dringende behoefte om daarvoor Gods vergeving te vragen. Of we hebben Gods vergeving gevraagd en gekregen, maar we vinden zijn barmhartigheid zo vanzelfsprekend dat we niet langer dan de tijd van een Wees gegroet dankbaar blijven.
Bidden we voor onszelf en voor elkaar:
Dan zullen we Gods goedheid uitstralen en kanalen van Gods leven-gevende barmhartigheid worden.
23ste zondag A (Mt.18, 15-20)
In vijf verzen spreekt het Evangelie van vandaag over broederschap, terechtwijzing, vergeving, eensgezindheid, gebed en verhoring. Erg compact.
Tegen de verwachtingen in blijft de terechtwijzing niet beperkt tot enkelingen. Het is een plicht voor iedere christen, dus voor ieder van ons. We mogen niet alleen voor onze eigen heiligheid zorgen. We zijn hoeders van elkaar, aan elkaar toevertrouwd. We mogen niet zwijgen uit zelfbehoud als onze zuster of broeder erg afdwaalt van het pad der liefde.
Het boek der Spreuken zegt : Wie iemand terechtwijst, zal tenslotte meer gunst genieten dan hij die met gladde tong spreekt. (Spr 28,23).
Maar het is niet zo evident. De brief aan de Hebreeën zegt: Tucht is nooit aangenaam, op het moment zelf is er meer verdriet dan blijdschap; maar op lange termijn levert ze voor degenen die zich door haar lieten vormen de heilzame vrucht op van een heilig leven (Heb 12)
Als iemand op een misstap betrapt wordt, moet u, geestelijke mensen, zo iemand in een geest van zachtmoedigheid overeind helpen. Let erop dat u niet ook zelf in verleiding komt. (Gal 6, 1)
Straks in de mis zullen we zeggen ‘Ik belijd voor u, broeders en zusters, dat ik gezondigd heb… Ik smeek u, broeders en zusters, voor mij te bidden tot de Heer, onze God.’
Mijn eigen zonde door een ander horen verwijten is nog iets anders dan mijzelf als zondares erkennen in het abstract en in het algemeen. Het is heel pijnlijk. Ik zou misschien willen zeggen: ‘bemoei je met je eigen zaken’. Maar als ik voel dat de persoon die me iets verwijt het doet met zachtmoedigheid, onbaatzuchtig en zonder zich beter te achten dan ik, helpt het enorm om de correctie emotioneel te verwerken en te integreren.
Het is niet nodig christen te zijn om bemerkingen te maken aan broeders of zusters, om hun gedrag te bekritiseren en te veroordelen, om ze naar de goede orde en hun plicht te verwijzen. Maar een zondaar te ontvangen tot in zijn diepste diep : hem zo sterk met liefde omringen dat zijn zonde hem van binnenuit duidelijk wordt, niet alsof hij op heterdaad betrapt werd, maar omdat de zonde hem zachtjes blootgelegd werd en ze reeds op voorhand door de liefde opgeheven was : dit kan slechts een mirakel zijn, het mirakel van de christelijke liefde, van de reddende liefde van Jezus. (A. Louf, Mijn liefde is U genoeg, A-cyclus, p.192)
De liefde laat zich niet kwaad maken door de zonde van de ander noch door de vermaning over haar eigen zonden.
Vragen we aan God de moed, de nederigheid en de fijngevoelige liefde om op die manier echte zusters van elkaar te zijn. Mogen we voor elkaar het gelaat van God weerspiegelen.
De podcast van de Internationale Vereniging Trappist interviewde ons over ons werk en onze producten. Hieronder vindt u het fragment over Klaarland. Klik hier om de podcast in zijn geheel te beluisteren.
Op 6 juni verscheen een artikel op VRT Nieuws over de fototentoonstelling met zusters van Klaarland in de kerk van Bocholt, te lezen via deze link: