23e zondag A
23ste zondag A (Mt.18, 15-20)
In vijf verzen spreekt het Evangelie van vandaag over broederschap, terechtwijzing, vergeving, eensgezindheid, gebed en verhoring. Erg compact.
Tegen de verwachtingen in blijft de terechtwijzing niet beperkt tot enkelingen. Het is een plicht voor iedere christen, dus voor ieder van ons. We mogen niet alleen voor onze eigen heiligheid zorgen. We zijn hoeders van elkaar, aan elkaar toevertrouwd. We mogen niet zwijgen uit zelfbehoud als onze zuster of broeder erg afdwaalt van het pad der liefde.
Het boek der Spreuken zegt : Wie iemand terechtwijst, zal tenslotte meer gunst genieten dan hij die met gladde tong spreekt. (Spr 28,23).
Maar het is niet zo evident. De brief aan de Hebreeën zegt: Tucht is nooit aangenaam, op het moment zelf is er meer verdriet dan blijdschap; maar op lange termijn levert ze voor degenen die zich door haar lieten vormen de heilzame vrucht op van een heilig leven (Heb 12)
Als iemand op een misstap betrapt wordt, moet u, geestelijke mensen, zo iemand in een geest van zachtmoedigheid overeind helpen. Let erop dat u niet ook zelf in verleiding komt. (Gal 6, 1)
Straks in de mis zullen we zeggen ‘Ik belijd voor u, broeders en zusters, dat ik gezondigd heb… Ik smeek u, broeders en zusters, voor mij te bidden tot de Heer, onze God.’
Mijn eigen zonde door een ander horen verwijten is nog iets anders dan mijzelf als zondares erkennen in het abstract en in het algemeen. Het is heel pijnlijk. Ik zou misschien willen zeggen: ‘bemoei je met je eigen zaken’. Maar als ik voel dat de persoon die me iets verwijt het doet met zachtmoedigheid, onbaatzuchtig en zonder zich beter te achten dan ik, helpt het enorm om de correctie emotioneel te verwerken en te integreren.
Het is niet nodig christen te zijn om bemerkingen te maken aan broeders of zusters, om hun gedrag te bekritiseren en te veroordelen, om ze naar de goede orde en hun plicht te verwijzen. Maar een zondaar te ontvangen tot in zijn diepste diep : hem zo sterk met liefde omringen dat zijn zonde hem van binnenuit duidelijk wordt, niet alsof hij op heterdaad betrapt werd, maar omdat de zonde hem zachtjes blootgelegd werd en ze reeds op voorhand door de liefde opgeheven was : dit kan slechts een mirakel zijn, het mirakel van de christelijke liefde, van de reddende liefde van Jezus. (A. Louf, Mijn liefde is U genoeg, A-cyclus, p.192)
De liefde laat zich niet kwaad maken door de zonde van de ander noch door de vermaning over haar eigen zonden.
Vragen we aan God de moed, de nederigheid en de fijngevoelige liefde om op die manier echte zusters van elkaar te zijn. Mogen we voor elkaar het gelaat van God weerspiegelen.