Kapittel 24 juli
Heer, leer ons bidden.
Dat is een vraag die een leven lang meegaat. Onze manier van bidden verandert in de tijd. Een manier van bidden die jarenlang goed bij je paste, kan opeens niet meer werken. Gebed is niet een techniek die je aan kunt leren. Het is een relatie en een relatie is iets levends. De vormen moeten soms veranderen om het leven door te laten gaan. Cassianus schrijft: ‘Naargelang de graad van zuiverheid waartoe iedere geest is gekomen en naargelang de gesteltenis waartoe invloed van buitenaf hem brengt of zijn eigen ijver hem vernieuwt, wijzigt zich ook ieder ogenblik het gebed.’ (Coll. IX,8)
‘Heer, leer ons bidden’, vragen de leerlingen. En wij vragen het met hen, steeds opnieuw. Maar wat Jezus hen en ons vandaag leert, is iets wat we in onze opvoeding hebben afgeleerd: onbescheidenheid. Hij geeft het voorbeeld van een man die midden in de nacht bij zijn vriend aanklopt en om brood vraagt. En de nadruk ligt niet op de diepte van de vriendschap waardoor de vriend met liefde op zou staan om onmiddellijk het brood te geven. Dat zou ik eigenlijk verwachten. God als een vriend bij wie je altijd mag aankloppen, omdat Hij altijd vol liefde voor ons klaar staat. Maar het lijkt alsof Jezus wil zeggen: ‘Maak je niet druk over de vraag of je met deze nood wel bij Hem mag komen. Pieker niet of je misschien teveel vraagt. Het enige wat je te doen staat, is alles bij Hem brengen, met onbescheiden aandringen. Als Hij al niet luistert uit liefde, dan zal Hij het doen omdat je zo onbescheiden bent. Als Hij, als een onrechtvaardige rechter, een weduwe niet zou verhoren uit rechtvaardigheid, dan zou Hij het doen om niet langer geplaagd te worden door haar eindeloze bezoeken. Mocht je twijfelen aan Gods liefde voor jou, of aan zijn rechtvaardigheid, blijf gewoon bidden, en denk niet dat Hij het niet de moeite waard bent of dat je lastig bent. Bij Abraham bleef Hij zelfs staan, wachtend en hopend dat Abraham zou vragen, zou afdingen alsof hij op de markt staat: als er nu nog maar 45 zijn? Of 40? Of 30? Of 10?
Onbescheiden bidden, omdat onze relatie met God niet een beleefdheidsrelatie is. Hij kent ons door en door, dus we hoeven niet ons gezicht in de plooi te houden en een keurige glimlach te vertonen. Die oppervlaktelaag heeft voor Hem geen zin. We zijn tot in iedere vezel, tot in iedere ademtocht afhankelijk van Hem en ons gebed is de erkenning daarvan. Dan gaan vragen en danken samen. Niet omdat je netjes dankjewel hoort te zeggen als je iets krijgt, maar omdat ons hele bestaan een ontvangen is. Weten dat je geschapen bent en dat hartslag en adem je gegeven zijn en vertrouwen op de Schepper die ons gewild heeft. Vertrouwend naar de Vader rennen omdat we niet hoeven te twijfelen dat Hij voor ons opendoet en naar ons luistert en begrijpt wat we nodig hebben.
Onbescheidenheid tijdens het bidden ook, omdat de Heer dat van ons verlangt. Hij wil dat Abraham meedenkt en zich druk maakt over rechtvaardigheid. Als Hij ons als partner wil in de zorg voor de wereld, dan moeten we niet ons bescheiden terugtrekken en ons neerleggen bij de status quo, maar vragen, zoeken en kloppen. Zoals we iedere dag na de sext blijven bidden om vrede. En niet alleen op dat moment.
Heer, leer ons bidden.