7e zondag C, 23 februari 2025
Bemint uw vijanden. Dat is het eerste wat Jezus zegt tegen degenen die naar Hem luisteren. David had alle reden om Saul als zijn vijand te beschouwen. Saul was met een leger op weg gegaan naar de woestijn van Zif om David te zoeken, en dat niet omdat hij hem eens vriendschappelijk wilde spreken. David was zijn leven niet zeker.
En wat doet David? Samen met Abisai trekt hij midden in de nacht naar het legerkamp van Saul. Tussen de slapende mannen door komen ze bij de plek waar Saul ligt, Saul die hem wil doden. Nu heeft David de kans hem voor te zijn en zijn vijand uit te schakelen. Doet hij dat? Nee, hij brengt het ‘Bemint uw vijanden’ in praktijk en doet geen kwaad aan wie hem kwaad wilde doen. Maakt hij hem dan wakker en zegt: ‘Lieve vijand, ik kom eens even met u praten, want ik bemin u.’ Nee, hij is wel wijzer. David zou dood geweest zijn, voordat er een constructief gesprek op gang was gekomen. Bemint uw vijanden – dat betekent niet doen alsof er geen vijandschap is, maar wel proberen de relatie te herstellen. Als David nu met open armen op Saul was toegestapt, was dat het einde van de relatie geweest omdat David het niet overleefd zou hebben. Maar David neemt de lans en de waterkruik die bij Sauls hoofdeinde staan en maakt zich uit de voeten. Pas op een veilige afstand roept hij Saul en toont hem de bewijzen van zijn goede wil. Nu heeft Saul de tijd om eerst zijn beeld van David te herzien, zich te realiseren dat David niet de vijand is die hij in hem zag, en zo kan er weer een relatie tot stand komen.
Ik vind dit een mooi voorbeeld van argeloos zijn als een duif en listig als een slang. Argeloos als een duif, want David gaat niet mee in het vijanddenken. Saul beschouwt hem als vijand, maar daarom neemt David niet meteen ook een gevechtshouding aan. Saul kan wel denken dat er in het land geen ruimte is voor hen allebei, maar David ziet daar geen kwaad in. Tegenover Sauls oplossing – de tegenstander uit de weg ruimen – staat Davids uitgangspunt – eerbied voor de ander die door God gewild en gezalfd is.
Zo kun je als je medezuster iets anders denkt, net als Saul denken dat dat vijandschap betekent, dat er maar ruimte is voor één van beiden. Dan moet de ander het dus met je eens worden, of er is geen plaats meer voor jou. Ik denk dat we ons allemaal wel momenten herinneren waarop we geschokt ontdekten dat de ander een heel andere mening had waarbij we in eerste instantie geneigd waren daar met vuur tegenin te gaan, want dat kon niet bestaan. Maar dan is het goed om je het beeld van een duif voor ogen te houden, die niet meteen in de tegenaanval gaat, maar verbaasd opkijkt en haar kop heen en weer draait en rondtrippelt. Alsof ze zegt: ‘O ja, vind je dat? Waarom?’
David is tegelijk ook listig als een slang. Hij verwacht niet dat Saul een duif is. Hij beschouwt hem als een kat en zorgt ervoor dat zijn vlucht ver weg is. Eerst een veilige afstand voordat hij het gesprek aangaat. Moet je dan altijd kiezen voor eigen veiligheid? Jezus zegt toch, even na ‘Bemint uw vijanden’: ‘Als iemand u op de ene wang slaat, keer hem ook de andere toe.’ Dat is niet allereerst jezelf in veiligheid brengen. Nee, maar het lijkt me ook niet bedoeld om een toestand van mishandeling in stand te houden. Het gaat erom dat een relatie hersteld kan worden. Hoe? Door de spiraal van geweld te doorbreken, door een onverwachte daad van barmhartigheid: als je geeft in plaats van terug te grissen. Het is om de relatie te herstellen dat we ons verstand moeten gebruiken, onze creativiteit moeten inzetten, dat we listig als slangen moeten zijn. In een gemeenschap waarin we onherroepelijk af en toe botsen, kun je je creativiteit uitleven. En straks krijgen we opnieuw veertig dagen om te leren niet te oordelen, maar vrij te spreken en te geven, om een beetje ruimer van hart te worden, want daartoe zijn we geroepen: om met de mensen en de dingen die door God geschapen zijn te delen in zijn liefde.