Tweede Paasdag, 1 april 2024
‘Weest niet bevreesd!’
Dat krijgen de vrouwen te horen, wanneer Jezus hen ontmoet. Met vrees en grote blijdschap zijn ze van het lege graf weggegaan om aan de leerlingen te berichten dat Jezus leeft, zoals de engel hun gezegd heeft. En dan, onverwachts, staat Jezus zelf voor hen. ‘Verheugt u!’ is zijn eerste woord, de gebruikelijke groet. En dan, als ze zijn voeten omklemmen en Hem aanbidden, zegt Hij: ‘Vreest niet!’
Zijn ze nog bang nu ze Hem zien? Of zijn ze bang omdát ze Hem zien en de aarde schudt onder hun voeten? Angst heerste in de afgelopen dagen van duisternis en verraad, van gevangenneming en een proces zonder een eerlijk verhoor – de uitkomst stond van tevoren al vast: Jezus moest gekruisigd worden. Er moest alleen een min of meer acceptabele beschuldiging gevonden worden om de schijn van rechtvaardigheid op te houden. Voor de vrouwen werd alles ondersteboven gegooid. Er is geen recht, er is geen bescherming door God, en hun hoop en liefde is gedood. En nu blijkt zelfs de dood niet zeker te zijn. Jezus, die ze met eigen ogen hebben zien sterven, staat voor hen. Wat moet je nu geloven?
Op Goede Vrijdag leek het alsof ze tegen een muur liepen: geen licht, geen toekomst, geen hoop. Alles liep dood. God heeft ons verlaten. Maar, met een beeld van Ronald Knox, Pasen is het feest waarop de muur in een raam verandert. Als we om ons heen kijken, kan het lijken of God ver weg is. We belijden dat Hij de Schepper is, dat Hij alles in stand houdt, dat Hij Heer is van de geschiedenis, maar tegelijk kun je je afvragen waarom je daar zo weinig van ziet. Waarom doet God niets?
Op die Paasmorgen in het jaar 33 is voor de vrouwen zichtbaar dat God wel degelijk “iets doet”. God heeft Jezus tot leven gewekt (Hand 2,24), zal Petrus zeggen in zijn redevoering. Er staat niet dat Jezus de dood overleefd heeft. Niet dat het mooie verhaal van het lege graf mensen inspiratie kan bieden. Niet dat zijn boodschap voortleeft. De vrouwen, en even later ook Petrus, ontmoeten Jezus die door God uit de dood is opgewekt. Ze zien Hem van aangezicht tot aangezicht. De muur wordt een raam waardoor Gods wil voor zijn schepping en zijn handelen in de geschiedenis zichtbaar worden.
Daarom zegt Jezus tegen de vrouwen: verheug je en vrees niet. Als God werkt in de geschiedenis, dan hangt de toekomst niet alleen van ons af. Dan hebben onze mislukkingen, onze zelfzucht, ons geweld en onze vijandschap niet het laatste woord. Dan blijven we verantwoordelijk en moeten we doen wat we kunnen, maar hoeven we niet wanhopig te worden of het op te geven omdat het maar zo weinig is. Geloven dat niet alles van ons afhangt, verlost ons van twee in potentie fatale verleidingen, zegt Rowan Williams in een paaspreek. We zouden in de verleiding kunnen komen om iets te doen, wat dan ook, omdat we het gewoon niet kunnen verdragen wanneer we geen enkel zichtbaar verschil maken; maar iets doen om maar iets te doen is vergeefs of erger. Of we worden verteerd door de angst dat we niet genoeg hebben gedaan, zo verteerd dat we nooit tijd hebben om onszelf te zijn, om God te danken voor zijn liefde en genade en schoonheid. We laten de wereld een gezicht zien dat zo vertrokken is van de angst dat we iets nagelaten hebben dat we het ideaal van rechtvaardigheid en verzoening geen eer meer aandoen. We zullen nooit de gratie en vrijheid vinden om God te danken voor de kleine geluksmomenten, de kleine overwinningen van gevoel en vriendelijkheid.[1]
Verheug je en wees niet bevreesd, omdat op die Paasmorgen de muur die Gods handelen in onze wereld aan het oog onttrekt een raam is geworden. God heeft Jezus uit de dood doen verrijzen en Hij zal ook ons doen verrijzen. Nu al ervaren we soms even zijn licht in ons eigen leven, in wat er gebeurt om ons heen. En alles wat we doen mag een werken zijn in het weten dat Hij toekomst schept. De toekomst hangt uiteindelijk niet van ons denken en handelen af.
Verheug je en wees niet bang. Het is Pasen!
[1] Rowan Williams, Preken voor Pasen, p.97-105