Maria Tenhemelopneming
Machtigen heeft Hij van de troon gestort
en nederigen / geringen heeft Hij verhoogd.
Machtigen worden van de troon gestort. Wie zijn die machtigen? Maria zingt haar lied in de tijd dat de Romeinen het land overheersten. Haar Magnificat klinkt als een protestlied en bezingt een andere werkelijkheid dan de dagelijkse realiteit van onderdrukking. Ze leest in de krant, of liever, ze hoort misschien op het dorpsplein van veroveringstochten van de Romeinen, van executies van zogenaamde opstandelingen, van landgenoten die bezwijken voor de dreiging en gaan meewerken met de bezetters, en ze stelt daar tegenover haar vertrouwen in God die het zwakke uitkiest en de arme beschermt en de nederige verhoogt. Het grondpatroon van Gods handelen is de exodus: de farao met al zijn macht moet het onderspit delven omdat God zijn volk wil bevrijden en door hen de zegen van het recht gaat brengen op aarde.
En wij zingen dagelijks dit danklied van Maria, terwijl we ook in de krant lezen wat de machtigen van deze wereld aan onheil brengen. Poetin, Trump, Netanjahu, en nog vele anderen die geweld en onderdrukking verspreiden, lijken alle macht te hebben. Maar we blijven zingen: ‘Heersers ontneemt Hij hun troon, en Hij verheft de geringen’. Dat is de uiteindelijke werkelijkheid, en als we daaraan deel willen hebben, willen leven in Gods koninkrijk van recht en gerechtigheid, dan mogen we nu al leven als mensen die daar thuis horen. Ons vaderland is in de hemel.
Heeft Maria in haar leven gezien wat ze zong? De Romeinen zijn gebleven. Door haar ziel is een zwaard gegaan, en ze heeft haar Zoon, Gods Zoon, zien sterven aan een kruis, als een willekeurige misdadiger. Maar ook heeft ze gezien dat God de nederigen verhoogt: in Jezus’ handelen, zijn aandacht voor de mensen, in zijn verrijzenis als God Hem, de Deemoedige bij uitstek, opwekt uit de dood, en bij haar eigen sterven als ze met lichaam en ziel ten hemel wordt opgenomen. Dat zijn geen berichten die in de krant staan, geen grote openbare gebeurtenissen voor iedereen zichtbaar, maar wel bronnen van hoop en van geloof, redenen om te zingen.
Een tijdje geleden lazen we in de biografie van Dorothy Day over de executie in 1927 van twee Italiaanse immigranten en anarchisten, Nicola Sacco en Bartolomeo Vanzetti. Ze waren in Massachusetts ter dood veroordeeld voor diefstal en moord, al was het duidelijk dat ze onschuldig waren en waren er grote demonstraties en verzoeken uit vele landen om het vonnis te herzien. In wezen was niet de aanklacht tegen hen van belang. Ze werden veroordeeld om hun buitenlandse afkomst, hun radicale ideeën, hun toewijding aan de armen en hun aanklacht tegen de rijken, die zich hun bezittingen grotendeels over de rug van anderen hadden toegeëigend. Bij zo’n onrechtvaardige veroordeling zitten de machtigen nog stevig op hun troon. Ik zou verwachten dat Sacco en Vanzetti zelf slechts ellende ervaren in wat hun wordt aangedaan. Maar in de laatste brief van Vanzetti uit de gevangenis schrijft hij:
[Sacco] en ik hebben nooit een stuk brood gegeten, van jongs af aan, dat we niet met ons eigen zweet hebben verdiend. Nooit … [We worden dieven genoemd, moordenaars, ten dode opgeschreven, en toch:] als dit niet was gebeurd, zou ik misschien mijn leven hebben gesleten op een straathoek, mijn boodschap gericht aan dovemansoren. Misschien zou ik onopgemerkt, onbekend, als een mislukkeling zijn gestorven.
Wat nu gebeurt, geeft ons leven zin en betekent onze overwinning.
We hadden ons een leven lang kunnen inzetten voor verdraagzaamheid, rechtvaardigheid en onderling begrip zonder ooit zoveel te bereiken als we nu onbedoeld doen.
Onze woorden, onze levens, onze pijn – niets.
Dat ons het leven wordt ontnomen, het leven van een goede schoenmaker en van een arme visventer – alles!
Het laatste moment behoort ons toe, het lijden is onze overwinning.[1]
Zelfs in dit sterven, dit vermoord worden door de machtigen, ervaart hij al iets van de verheffing van de geringen.
Machtigen worden van hun troon gestort. We hoeven hierbij niet alleen te denken aan machtige regeringsleiders. Dichter bij huis zijn ook machtigen te vinden, heel dichtbij zelfs. Ook in onszelf zit een ‘machtige’, een heerser die graag de touwtjes in handen houdt, die niet afhankelijk wil zijn van anderen, die liever zelf de zaken regelt. Je merkt het als je in een gemeenschap leeft: al die keren dat de anderen niet doen wat jij verlangt, en hoe ga je daarmee om? Maar ook als je lichaam niet meer doet wat je wilt en je niet meer de kracht hebt die je vroeger had. Machtigen stort Hij van de troon, en geringen verheft Hij.
Zolang je op je eigen troon zit, houd je zelf afstand van Gods koninkrijk waar de zaken omgekeerd zijn. Hongerigen worden er verzadigd, maar rijken worden leeg weggezonden. Ons hele leven is een tijd om om te keren, om op een nieuwe manier te gaan denken, om onszelf los te laten en te leven in overgave en vertrouwen. Een heupoperatie kan een hulp zijn om thuis te raken in het Rijk van God. En ieder van ons is op haar manier bezig de trappen van nederigheid te bestijgen. Niet omdat we niets mogen zijn in Gods ogen, maar omdat we juist in onze afhankelijkheid aan Hem werkelijk mens worden. Zelfs machtig worden, zoals Paulus zegt: als ik zwak ben, dan ben ik machtig.
Moge Maria ons haar danklied leren zingen en ons leren leven in de uiteindelijke werkelijkheid van God.
[1] Jim Forest, Alles is genade – Een biografie van Dorothy Day, Damon 2020, p 99v