Maria Lichtmis, 2 februari
In de gesprekken met Dirk De Wachter die we eergisteren bekeken hebben[1], deed hij op de derde donderdag een uitspraak over verwachten en de zin van het leven:
Straks, dan verwacht ik dat mijn geliefde thuiskomt. Die verwachting alleen al, is de zin van het bestaan.
Het is een zin die ook past bij het feest van vandaag. Simeon was een man die leefde van verwachting. Hij verwachtte Israëls vertroosting, hij zou de Gezalfde des Heren zien voor hij stierf. Zijn hele leven is verwachting, en wanneer hij dan de kleine Jezus ziet in de tempel en in zijn armen houdt, dan kan hij sterven, dan is zijn hart getroost.
Verwachting. Uitzien naar het heil, naar het licht, naar troost, naar bevrijding, naar de Messias. Een zo grote verwachting kan een heel leven vervullen, en zonder die verwachting, wordt ons leven maar klein en verliest het zin.
En zo komen we aan het einde van de kersttijd weer uit bij het thema van de advent, aan het begin. We blijven leven in een tijd van verwachting. De oude Simeon looft de Heer en zegt: ‘Nu laat Gij, Heer, uw dienstknecht gaan in vrede naar uw woord, want mijn ogen hebben uw heil gezien.’ Vervulling en vrede, maar de verwachting is daarmee nog niet geëindigd. Simeon staat daar en zingt, maar het heil dat hij bezingt is op dit moment een baby van bijna 6 weken, een kindje dat net begint te lachen. Is de wereld veranderd? Nee, maar het Kind is gekomen, God is mens geworden, onze verwachting wordt een diep vertrouwen, een tastbare hoop: met eigen ogen kunnen we Hem zien, met onze handen kunnen we Hem aanraken. En dat verandert ons leven en sterven. De verwachting gaat door, vuriger en zekerder, en soms al met de smaak van de vervulling.
Thomas van Aquino stelt de vraag waarom God niet meteen na de zondeval mens is geworden.[2] De liefde snelt toch meteen te hulp als ze iemand in nood ziet? Eén van de redenen die hij ziet, is dat de volmaaktheid pas komt na de onvolmaaktheid. Eerst is er een tijd van onvolmaaktheid en dan komt Jezus de Messias, de volmaakte mens. Andersom gaat niet. Maar, vraagt hij vervolgens, dan zou de menswording pas aan het eind van de tijden moeten komen. Waarom komt ze in het midden? Omdat de volmaaktheid niet alleen na de onvolmaaktheid komt, maar ook ervoor. Als de volmaaktheid niet bestond, hoe kan dan de onvolmaaktheid tot volmaaktheid worden? En dus is de menswording tegelijk ook het beginsel van volmaaktheid voor alle mensen. De verwachting gaat verder, het heil gaat uit naar alle volken, het licht verlost ons uit de duisternis.
Als we in de processie met onze kaarsjes door de pand trekken, zijn we een stoet van verwachting. De wereld is niet een lichtend oord van vrede. Het lijkt er niet op. Maar de kleine lichtjes van onze kaarsen zijn als het eerste lachen van een kind van 6 weken. We aanschouwen erin het Heil voor heel de wereld. Het feest van vandaag is een feest van vervulling en vrede, en van hoop en verwachting. Met het lichtje in de hand trekken we na de kersttijd verder de wereldtijd in. De verwachting kleurt ons leven en geeft het zin.
In ’De gevangene van Azkaban’, het derde deel van Harry Potter, komen dementors voor. Een dementor is een grauwzwarte gestalte zonder gezicht die een intense kou verspreidt en die als hij inademt alle levenskracht en moed en vreugde opzuigt. De dementors bewaken de gevangenis en als zij in de buurt zijn heb je eigenlijk geen muren meer nodig, omdat de gevangenen niet meer in staat zijn tot enig initiatief. Alle hoop is verdwenen, er is geen uitzicht op een toekomst. Maar er is een bezwering die je beschermt tegen de dementors: expecto patronum! – ik verwacht mijn patronus. Op het moment dat Harry dreigt vernietigd te worden door een dementor, roept iemand voor hem die spreuk en zijn patronus verschijnt. Als een zilverglanzende eenhoorn komt hij aangalopperen in een oogverblindend licht en de dementors worden weggevaagd.
Onze kaarsen zijn geen glanzende eenhoorns, maar het licht ervan is ook een soort patronus, een teken van de realiteit van onze verwachting. ‘Ik verwacht de Messias!’ We houden het Kind in onze armen en verwachten het leven van de toekomende eeuw. Hij is gekomen en Hij komt. Moge die verwachting onze hoop en onze vreugde zijn, onze kracht en ons vertrouwen. Dan wordt Hij zelf het licht in ons hart en in ons leven, een licht dat voor de heidenen straalt, een glorie voor zijn volk Israël.
[1] Donderdagen met Dirk De Wachter
[2] ST III, QI, A5,6