Kerst
Dit jaar hebben we niet onze gewone kerststal in de kerk gezet, maar een Catalaanse afbeelding van het kind in de kribbe. De kribbe ziet er niet uit als een voederbak, maar als een sarcofaag, een soort doodskist. En het Kind richt zich eruit op. Het Woord is vleesgeworden en tegelijk bij zijn geboorte zien we al iets van zijn verrijzenis. Een hoopvol tafereel.
Het kan goed zijn op deze dagen veel naar de kerststal te kijken. Paus Franciscus spoorde ons daartoe al aan, enkele jaren geleden, toen er nog geen sprake was van een jubeljaar van de hoop. ‘Kijk veel naar de kerststal, omdat daar onze hoop zichtbaar wordt.’ Het Woord is vleesgeworden. God die mens wordt om bij ons te zijn en ons te verlossen. Het Licht dat in het duister straalt en niet door het duister gegrepen kan worden.
Hij komt de wereld binnen en geeft ons de kracht met Hem op weg te gaan: God gaat in Jezus met ons op weg en het feit met Hem op weg te zijn naar de volheid van het leven, geeft ons de kracht op een nieuwe manier in het heden aanwezig te zijn, ook als het moeizaam gaat. Voor een christen betekent hopen, de zekerheid met Christus op weg te zijn naar de Vader, die op ons wacht. Hoop is nooit immobiel, hoop is altijd onderweg en zet ons op weg.[1]
Ik moet bekennen dat ik als ik naar de kerststal kijk, vooral let op de os en de ezel. En ik vind het hoopvol dat zij er ook bij zijn. Waar komen ze vandaan? Ze zijn via de profeet Jesaja de stal binnengekomen. In het eerste hoofdstuk van Jesaja staat: ‘Een os kent zijn meester, en een ezel de kribbe van zijn heer.’ Zouden ze dan ontbreken nu de Heer in de kribbe ligt? Nee, ze zijn de eersten.
Kent u het woord ‘schorriemorrie’? Het betekent gepeupel, volk van laag allooi. En het zou kunnen afstammen van de os en de ezel, een verbastering van sjoor wechamoor. In de stal kun je iedereen tegenkomen: ruige mannen die net van het veld komen en koningen met kostbare geschenken, wijzen en ezels, herders en simpele schapen. En zonder de eenvoud en de warmte van de os en de ezel zou het in de stal maar kil zijn. Ossen en ezels, al begrijpen ze niet veel, staan daar rustig in de stal en kennen hun Meester in de kribbe.
Als u in deze dagen een kerststal ziet, kunt u in de huid kruipen van het koppige ezeltje of van de trage, sterke os, of misschien bent u één van de schapen, welwillend, maar op een of andere manier altijd het verkeerde pad inslaand. Allemaal verzameld rond de kribbe. ‘Ik ben maar een stuk vee, een stom dier ben ik en weet niet veel, maar toch ben ik altijd bij U’, zingt psalm 73.
Want wat zijn we eigenlijk? Een lastdier: je draagt degenen die God je te dragen geeft, en op een dag blijkt dat je de Heer zelf draagt.
Een ezelin: het kan zijn dat één of andere Bileam, een verstandig en geëerd man, op je neerkijkt en vindt dat je dom bent omdat je niet doet wat hij zegt, maar jouw ogen zien de engel staan.
Een os die het zware werk moet doen, maar die ook de zorg van de Heer voelt als Hij zegt: ‘Een dorsende os mag je niet muilbanden.’
Een lammetje dat droomt van de dag dat wolven vriendschap sluiten.
Een kalf dat nu de zon der gerechtigheid opgaat dansend de stal uitspringt.
‘Een redeloos dier ben ik, maar toch ben ik altijd bij U.’
Het is de hoop die ons de kracht geeft om op weg te gaan. En het kleine kwetsbare Kind in de kribbe, dat al snel zal moeten vluchten naar Egypte, een kind dat opgroeit in een land dat bezet is, en zal sterven als een misdadiger aan het kruis – dat Kind is onze hoop. Hij is het Licht dat zonder geweld sterker is dan alle machten ten kwade. Met Hem zijn we op weg naar de volheid van leven en Hij geeft ons kracht om op een nieuwe manier in het heden aanwezig te zijn.
Niet langer beklemd door het duister, maar vrij en hoopvol op weg naar het Rijk van vrede, naar de Vader die op ons wacht, in het vertrouwen dat de zelfgave van dit kwetsbare Kind meer vermag dan alle legers ter wereld.
Amen
[1] Paus Franciscus, audiëntie 21 dec.2016