Kapittel Pinksteren
Wind die waait over de oerzee,
levensadem van de eerste mens,
heilig vuur in het Verbond met Abraham …
Schaduw van de Allerhoogste over de Maagd Maria,
sterke duif over de wateren van de Jordaan …
Vuur in tongen over de gemeenschap van de apostelen,
stilte die het ene Woord vertolkt,
roepstem in het hart: Abba, Vader!
De Geest heeft velerlei gedaanten, maar hoe Hij ook komt, Hij brengt leven en relatie. Adam wordt pas een levend wezen, wanneer God hem zijn Adem in de neus blaast. De Geest komt uit de vier windstreken om over het dal van de dorre doodsbeenderen te blazen en de gevallenen worden weer levend en komen overeind. De apostelen beginnen in vreemde talen te spreken, zodat de scheiding en de vervreemding van Babel teniet worden gedaan. Ze worden bevrijd van hun angst en gaan in alle vrijmoedigheid naar buiten om te getuigen van de Levende. En als wij geen woorden hebben om God aan te spreken, dan spreekt de Geest zelf in ons met onuitsprekelijke verzuchtingen. Leven en relatie, waar we intens naar verlangen.
Een half jaar geleden begon de advent en vierden we met Kerstmis de incarnatie, God die mens wordt, een klein kind in Bethlehem. We hebben het Paastriduum gevierd, Jezus’ lijden en sterven en zijn opstanding. En nu, met Pinksteren, vieren we als het ware opnieuw de incarnatie: de Geest die over ons blaast, zodat we levend worden en overeind kunnen komen en bewegen; de Geest die het vuur in ons ontsteekt, zodat we niet langer kil en verstard zijn, maar leven en zingen; de Geest die ons woorden geeft om met alle mensen in contact te komen en die in ons spreekt of zwijgt naar God. Incarnatie: ons lichaam wordt bezield met de Geest van Jezus. Pas zo kunnen we leven.
Waar Gij niet zijt, is het bestaan,
is alle denken, alle doen
zo leeg en woest, zo dood als toen
Gij, Geest nog niet waart uitgegaan.
Er is geen licht dan waar Gij zijt,
uw vleugels breidt, uw vleugels strekt,
geen leven dan waar Gij het wekt
in een gemis dat naar U schreit. (Ad den Besten, LvdK 250)
Efrem gebruikte vanmorgen in de vaderlezing het beeld van een fakkel. De apostelen waren samen in de bovenzaal en wachtten. Ze waren als fakkels, maar zolang de Geest nog niet gekomen was met zijn vuur, bleven ze koud en donker. Maar als de Geest dan komt, is er licht, een dansende vlam, een levende vlam van liefde.
Dat is wat we vieren vandaag, waar we de afgelopen tien dagen om gebeden hebben, en waar we het komende half jaar steeds weer om blijven bidden: incarnatie, Gods Geest die in ons komt, ons vlees tot leven wekt, relatie mogelijk maakt, onze levensangst verbrandt, die ons doet uitroepen: Abba, Vader!
Met het feest van vandaag beginnen we, zou je kunnen zeggen, de tijd na Pinksteren. Een tijd waarin de Geest op velerlei manieren in ons kan komen: als wind, als adem, als vuur, als vergeving, als taal, als genezing, als kracht.
Moge Hij ons vandaag en steeds opnieuw de taal leren verstaan van zijn liefde. Moge Hij ons leren leven.
Een zalig en vurig hoogfeest!