H. Bernardus van Clairvaux
In plaats van een kapittel vandaag een overweging bij het evangelie in de eucharistieviering (Joh. 17, 20-26):
Broeders en zusters,
U bent vandaag, waarschijnlijk onverwacht, midden in een feest terecht gekomen. We vieren vandaag de heilige Bernardus van Clairvaux, monnik uit de begintijd van onze Orde. Hij was de abt van de eerste stichting van Cîteaux, Clairvaux, en hij speelde een belangrijke rol in de politieke gebeurtenissen van de 12e eeuw. Maar dat wij hem vandaag met zoveel vreugde vieren, komt vooral door zijn geschriften. Door zijn preken en andere teksten die we van hem hebben, komt hij ons nabij, wordt hij een leermeester en vriend, al zitten er 9 eeuwen tussen ons in.
Stel dat Bernardus vandaag bij ons aanwezig was, hoe zou hij dan feest gevierd hebben? Hij was nogal ascetisch – van het strenge vasten in de begintijd van zijn kloosterleven heeft hij zijn leven lang een maagkwaal overgehouden. Hij zal bij feest niet direct aan lekker eten gedacht hebben, maar hij zou wel een mooie en zinnige toespraak gehouden hebben voor zijn broeders. Met gerechten uit het Hooglied, vol van de vreugde over Gods liefde en met een vermaning en een aansporing erbij als specerij. We zullen gaan luisteren naar wat hij ons kan zeggen over liefde en eenheid, over zoeken en vinden, over woorden en stilte.
In de evangelielezing hebben we gehoord hoe Jezus bidt voor zijn leerlingen en voor alle mensen na hen, dat zij opgenomen mogen worden in de liefde die heen en weer stroomt tussen de Vader en de Zoon. ‘Opdat zij allen één mogen zijn zoals Gij, Vader, in Mij en Ik in U.’ En even verder: ‘Opdat zij één zijn zoals Wij één zijn: Ik in hen en Gij in Mij.’
Eenheid tussen mensen en eenheid tussen de Vader en de Zoon, eenheid tussen God en mens. Dat is waar Jezus om bidt en waar Hij voor gekomen is. We weten allemaal dat eenheid er niet vanzelf komt. Je moet elkaar steeds weer opzoeken, in het dagelijks leven met elkaar en in de relatie met God. Maar God is de eerste die zoekt. In een preek over het Hooglied zegt Bernardus tot zijn broeders:
Hem zoeken, daartoe toch wordt ge uitgenodigd door de welwillende goedheid van Hem die u het eerst gezocht – en ook het eerst bemind heeft. Gedreven door liefde ging Hij u zoeken: het zoeken was vrucht en bewijs van zijn Liefde.[i]
Het is omdat Hij ons zoekt dat wij op zoek kunnen gaan naar Hem, en ook naar de eenheid met elkaar. Hoe doen we dat?
Dan komen we bij een andere preek van Bernardus, over woorden en stilte.[ii] Om tot eenheid te komen hebben we woorden nodig, zegt Bernardus, woorden om de afgrond die er tussen ons kan zijn te overbruggen. Door tussenkomst van woorden kunnen we bruggetjes bouwen van het hart van de een naar het hart van de ander. Zo kunnen we onze gedachten uitwisselen. Niet alleen onderling hier ter plekke, maar over de grenzen van tijd en plaats heen. Het is dankzij de woorden die Bernardus heeft opgeschreven dat we hem leren kennen en dat hij onze leraar kan zijn. Mogen de woorden die wij spreken tot elkaar bruggetjes zijn en geen wapens.
Maar woorden zijn niet alleen nodig tússen mensen, ‘het is ook nodig dat we onszelf met woorden aanspreken. Wie moet niet vaak zijn ziel terugroepen, zijn verstand te hulp roepen, zijn gevoelens bijeen roepen?’ Bernardus stelde zichzelf elke dag de vraag: “Bernardus, waartoe ben je hier gekomen?” om zichzelf bij de les te houden en niet te verslappen. Waartoe ben je gekomen? Wat is het doel van je leven? Waar wil je trouw aan zijn? En klopt dat met hoe ik nu leef, met waar ik me nu druk over maak? ‘Wie moet niet dikwijls zichzelf met vermaningen aansporen?’ zegt Bernardus, sprekend vanuit zijn eigen ervaring. Soms moet je jezelf moed inspreken met een regel uit een psalm of met een lied dat in je opkomt. Of er is een innerlijke terechtwijzing nodig. Dan zeg ik tegen mezelf: ‘Nee, Rebekka, zo doen we dat niet.’ Woorden zijn nodig voor dat gesprek met jezelf. Want er zijn momenten dat ‘mijn hart me in de steek heeft gelaten en dan moet ik wel tot mezelf, ja tot mijn ander ik gaan spreken. En ik heb dit des te harder nodig, naarmate ik minder in mezelf gekeerd ben, minder ingetogen ben, minder één met mezelf.’
Hoe goed Bernardus ook overweg kan met woorden, de woorden zijn als het ware een noodmaatregel. Wanneer je eenvoudig geworden bent, één enkel verlangen naar God, kan je stil worden. Net zoals je onderling geen woorden meer nodig hebt als er een diepe eenheid is. Soms is dat al even te proeven in een sterke vriendschap, of als je samen iets heel moois hebt meegemaakt. Dan zegt het samen zwijgen meer dan alle woorden zouden kunnen overbrengen. Hier op aarde kan dat soms heel even te proeven zijn, in het samenzijn met een ander, of soms ook in het gebed als er even enkel ruimte is voor God en wij rusten in Hem zonder woorden.
‘Terecht zullen dus eens alle tongen verstommen en zal er geen vertolker als middelaar meer nodig zijn, waar die éne Middelaar alles wat tussen ons in is in die mate met liefde heeft geplaveid dat ook wij tot één zijn geworden in Hem die waarlijk en eeuwig één is, God de Vader en de Heer Jezus Christus zelf.’
En zolang we daarnaartoe nog op weg zijn vieren we dat de zoete woorden die Bernardus ons heeft nagelaten ons dichter bij Christus, het ene Woord van de Vader, brengen. En bidden we op zijn voorspraak dat de woorden die wij spreken, hardop of stilletjes in onszelf, ons steeds meer één maken, één in onszelf, één met God en één met elkaar. Mogen al onze woorden bruggetjes zijn. Opdat de liefde waarmee God Jezus heeft liefgehad in ons moge zijn en Hijzelf in ons is.
Zalig Hoogfeest voor u allemaal!
[i] SC 84,5
[ii] De Div 110