Doopsel van de Heer, 12 januari
Als Lucas het doopsel van de Heer beschrijft, valt er iets op. Wat? Dat hij het níet beschrijft. Of liever, dat Jezus helemaal opgaat in de menigte. Bij Lucas vind je niets van het tegensputteren van Johannes als Jezus komt om gedoopt te worden. Hij laat alleen achteraf, in een bijzinnetje, weten dat Jezus gedoopt is. ‘Terwijl al het volk zich liet dopen, en Jezus na zijn doop in gebed was, …’ En dat terwijl Johannes heeft aangekondigd dat er iemand zal komen die sterker is dan hij; hij is niet waardig de riem van zijn sandalen los te maken. Maar de doop is onopvallend gebeurd. Het lijkt alsof niemand gemerkt heeft dat hier iemand zich liet dopen die helemaal niet in aanmerking kwam om gedoopt te worden. De Onschuldige doet zich voor als een zondaar en niemand protesteert. Hij wordt één met alle mensen.
Wij zouden vaak liever het tegenovergestelde proberen. Je weet dat je iets verkeerd hebt gedaan, maar je probeert je onder de onschuldigen te scharen, in de hoop dat niemand merkt dat je daar niet thuishoort. Soms lukt het om jezelf ervan te overtuigen dat het niet jouw schuld was, maar die van iemand anders. En waarom doen we dat? Blijkbaar is het bedreigend om te erkennen dat we niet “goed” zijn. Anderen kunnen teleurgesteld in je zijn, je afwijzen, je minachten. Of je kunt zelf wegzinken in de overtuiging dat je het nooit goed doet, of niet goed genoeg. Dan lijkt het veiliger om onopvallend bij de groep van de “onschuldigen” te gaan staan.
Maar als we daar staan is er Eén afwezig, de Enige bij Wie we werkelijk veilig zijn. Jezus is naar de andere kant gegaan en mengt zich onder de zondaars, deelt hun lot. Hij laat zich dopen terwijl Hij onze zonden draagt, zonder dat wij het in de gaten hebben. En het is daar, als Hij zich helemaal solidair gemaakt heeft met alle zondaars, dat Hij de stem van de Vader hoort: ‘Gij zijt mijn Zoon, de welbeminde, in U heb Ik mijn behagen gesteld.’ Hij heeft zich één gemaakt met het volk, en nu klinkt de stem. Voor Hem? Of ook voor ons, als Hij zich zo aan ons verbonden heeft? ‘In jou heb Ik mijn behagen gesteld’ – kan de Vader dat zeggen als wij met alle andere sukkelaars aan de oever van de Jordaan staan?
Er was eens een koning die in zijn paleis een prachtige vaas had staan, met een volmaakte vorm en een diep blauw glazuur. Hij werd elke keer blij als hij ernaar keek. Maar op een dag stootte iemand de vaas om en ze lag in stukken. De koning was diep bedroefd. Hij wilde de vaas niet missen, en dus bracht hij de scherven naar de pottenbakker en vroeg of die de vaas kon lijmen zodat je er niets meer van zag. ‘Ik zal de vaas lijmen zodat je weer gelukkig wordt als je ernaar kijkt’, zei de pottenbakker. En hij lijmde de vaas. De breuklijnen waren natuurlijk nog steeds te zien, maar de pottenbakker accentueerde die lijnen met goudverf. De koning kreeg zijn vaas terug, een vaas met een volmaakte vorm, diep blauw glazuur en sierlijke gouden lijntjes, en ze was nog mooier dan eerst.
Ik weet niet meer waar ik het verhaal gelezen heb, maar het past bij het feest van vandaag. We staan aan de Jordaan. We hoeven ons niet mooier voor te doen dan we zijn, want juist hier bij de mislukkelingen en de zondaars vinden we Jezus. We ontvangen de boodschap van de vergeving van de zonden. En we blijven bij Hem die ons doopt met de Heilige Geest en met vuur, zodat we één worden met Hem, kinderen van de Vader.
Moge Hij ons staande houden in zijn welbehagen.