7e Paaszondag, 21 mei
Kom heilige Geest!
Een Pinksternoveen om vurig te bidden om de komst van de Geest, de Kracht uit den hoge, de Geest der waarheid, Degene die ons alles zal te binnen brengen wat Jezus heeft gezegd.
‘Te binnen brengen’ is eigenlijk een heel mooie uitdrukking. Het is in herinnering brengen, maar zo dat het werkelijk binnenkomt, dat Jezus werkelijk binnenkomt. Als er iets is wat we verlangen en nodig hebben, dan is het wel dat: dat Jezus binnenkomt in ons, woont in ons, leeft in ons. Zo bidden we iedere dag in de vespers:
Kom, o trooster
Kom, zachtheid die de ziel geneest
Kom, vrede in de strijd
Kom, rust die alle onrust stilt
Genees de ziel die is gewond
Koester het verkilde hart
Leid wie zelf de weg niet vond
Sta ons met uw liefde bij.
Kom der armen troost, daal neer. ‘Kom, vader van de armen’ staat er in het Latijn.
Troost en geborgenheid wanneer je je armoede sterk voelt. Het kan zijn dat je denkt dat de anderen meer gaven hebben ontvangen, of dat er meer van je gevraagd wordt dan je geven kan. Er zijn vele vormen van armoede waarin we de troost van de Geest nodig hebben.
Maar als de Geest ons Jezus te binnen brengt, dan gaat die troost verder. Dan worden we niet alleen zelf getroost, maar krijgen we oog voor de armoede van de ander en zijn of haar nood aan troost. Het kan gemakkelijk gebeuren dat een ander een fout maakt, iets niet begrijpt, onhandig is, niet reageert zoals jij zou doen, een gave niet heeft die jij toevallig wel hebt, en dat je dan irritatie voelt opkomen, of iets van minachting. Als er iets is wat we bij Jezus nergens en nooit tegenkomen, dan is het wel minachting. Hij kan boos worden, terecht wijzen, het oneens zijn, medelijden hebben, maar Hij zal nooit neerkijken op wie dan ook. Gregory Boyle zei onlangs in de refterlezing dat hij geleerd had respect te hebben voor wat de armen te dragen hebben, in plaats van af te keuren hoe ze het dragen. Dat is goed om aan te denken als je geneigd bent kritiek te hebben op gebreken en zwakheden van de ander. Dat is wat Benedictus bedoelt met ‘elkaars fysieke en morele zwakheden verdragen’. Je ziet de zwakheden van de ander. Als je kunt bijspringen of helpen, doe je dat, in het besef dat je zelf op andere gebieden – soms zelfs zonder dat je het weet – hulp nodig hebt. En de grondhouding is er één van eerbied, niet van trots en ‘ik kan het beter’.
Kom, vader van de armen, daal neer in ons hart.
Maak weer zacht wat is verstard.
Eén van de mooiste dingen die kunnen gebeuren in een gemeenschap waar je elkaar kent en weet ‘hoe de ander is’, is verandering, bekering, in een persoon of in relaties. De Geest werkt en als wij denken dat de zaken vast zitten, star zijn, dan kan Hij ons zacht maken. We verlangen ernaar en zijn er vaak ook bang voor, maar het is onze hoop en onze gelofte: conversatio morum – monastieke levenswijze – wat inhoudt een leven lang open blijven voor bekering. Laten we bidden om de Geest dat Hij ons verder soepel maakt, onze stijfheid weer buigzaam maakt, zodat Jezus in ons wonen kan, zonder zich voortdurend te stoten tegen onze harde kanten en onze gesloten deuren.
Geef ons vreugd die niet vergaat.
Wat is die vreugde die niet vergaat? De vreugde die niet vergaat, springt op als we tot onze bestemming komen, als we het werk volbrengen dat God ons opdraagt, als we Jezus volgen en uit liefde onszelf vergeten, als we een ruimte worden waarin Hij leeft en liefheeft. Vreugde is het als we vertrouwend op God en bemind en verlost door Hem, Hem gaan liefhebben, een wederkerige relatie waaraan geen einde hoeft te komen.
Laten we bidden in deze Pinksternoveen, voor onszelf, voor onze gemeenschap en vooral voor onze wereld die snakt naar zachtheid en warmte en troost en rust en vrede:
Kom heilige Geest en vervul ons met uw gloed.