33e zondag B, 17 november 2024
De lezingen van vandaag zijn niet de meest voor de hand liggende lezingen om een retraite mee te beginnen: het gaat over grote nood, over verschrikkingen, en dan nog zon en maan die verduisteren, sterren die van de hemel vallen en de hemelse legerscharen die in verwarring geraken. Dat lijkt niet een tijd om je een week in stilte terug te trekken. Of misschien juist wel. Even geen nieuws, even de ogen sluiten en alleen naar het goede kijken, omdat we anders alle hoop zouden verliezen.
Maar nee, zegt Jezus, je hoeft niets te ontkennen om nog hoop te houden. Integendeel, dit is juist een tijd om met open ogen te hopen en te verwachten. Je hoeft je ogen niet te sluiten. Je hoeft niet te doen alsof het zo erg niet is. Want midden in de grootste ellende is het nergens voor nodig je vertrouwen te verliezen. Oorlogen en geruchten van oorlogen, aardbevingen, overstromingen en hongersnood, … het kwaad lijkt oppermachtig en het gaat onze macht ook ver te boven. Het is geen wonder als we ons machteloos en verslagen voelen. Alleen is die machteloosheid geen reden tot wanhoop, omdat er Iemand is die wel macht heeft. Hij zal komen met grote macht en heerlijkheid.
Als je luistert naar de ellende die mensen mee moeten maken, massaal in oorlogs- of rampgebieden, of individueel en misschien vlak bij ons, dan zou je kunnen denken aan het beeld van een novemberstorm. Een grauwe lucht met voorbij vliegende wolken, striemende regenvlagen, en de laatste dappere bladeren worden van de bomen geslagen zodat alles kaal en kleurloos wordt. Maar dat beeld klopt niet en dat is de hoopvolle boodschap. Er is een ander beeld dat bij het nieuws hoort: het beeld van een uitbottende tak, van zwellende knoppen. Het is niet de winter en de dood die voor de deur staan, maar de zomer en het leven. Het is Christus, ons leven zelf, die voor de deur staat.
Julian van Norwich heeft het over de grote daad die de heilige Drieëenheid zal verrichten op de laatste dag.[1] Die daad ligt nog verborgen in zijn hart en is alleen bekend bij Hem. Het is de daad waarmee Hij alles goed zal maken. Wanneer? Dat weten we niet. En hoe? Daar begrijpen we al helemaal niets van. Julian zegt openhartig tegen de Heer: ‘Het lijkt mij onmogelijk dat alles goed zal komen.’ We zien daden die zo slecht zijn, en wonden die zo diep worden geslagen dat het ons onmogelijk lijkt dat er nog iets goeds uit komt. Er is zoveel verkeerd gegaan en fundamenteel verkeerd gegaan. Wat met alle wreedheden die in de loop der eeuwen begaan zijn, met mensen die totaal onverschillig staan tegenover God? Wat ook met je eigen zonde waarmee je je afkeert van God? En toch zal alles goed komen. Julian krijgt als antwoord: ‘Wat onmogelijk is voor jou, is niet onmogelijk voor mij. Ik zal mijn woord gestand doen in ieder opzicht en Ik zal alles volkomen goed laten komen.’ Zelfs al zou Julian niets doen dan zondigen, dan zou dat Gods goedheid nog niet kunnen beletten te werken. Die grote daad van God is de bron van onze vreugde en ons vertrouwen. Want al het kwaad dat we tegenkomen is niet de laatste werkelijkheid. De laatste werkelijkheid is God die alles goed maakt, is Christus die wederkomt. De laatste werkelijkheid is dat God alles in allen zal zijn.
En dat we niet begrijpen hoe, dat doet er niet toe. Begrijpen we de lente? Het is Gods zaak en Hij zal het doen. Misschien kunnen we soms in het klein al iets ervan ervaren. God geeft Julian uitleg over de wonderen. ‘Het is bekend dat Ik in het verleden wonderen heb gedaan, zegt Hij, vele, verbazingwekkende en grote wonderen. Wat Ik toen deed, dat doe Ik nog en dat zal Ik blijven doen.’ Een wonder, dat is iets dat gebeurt in een situatie van droefheid, van nood, van onrust en angst. De Israëlieten die voor de Rode Zee stonden met farao in hun rug. De weduwe wiens meel en olie bijna op waren in de hongersnood. Een storm op het meer. Of de wijn die ontbreekt op de bruiloft. In zo’n situatie kan God ingrijpen door een wonder om onze hoop en onze liefde te doen groeien. We zijn tenslotte geborgen in zijn goedheid wat er ook gebeurt. Dat is de reden waarom God zich graag wil laten kennen door wonderen. Hij bedoelt dat we niet te zeer terneergeslagen zouden zijn door het verdriet en de stormen die ons overvallen: zo is het namelijk altijd vóór wonderen! [2]
We krijgen een week van stilte, om te bidden en te verwachten en ons weer meer te hechten aan onze Heer. Moge Hij ons vertrouwen voeden in deze retraiteweek door kleine wonderen van zijn aanwezigheid, in ons en in onze wereld, tot de volkomen vreugde van zijn wederkomst.
[1] Revelation 14, 32.
[2] Revelation 14, 36