17e zondag C, 27 juli
Vanmorgen na de vigiliën zat de poes op de vensterbank van de refter en ze vroeg: ‘Geef ons heden ons dagelijks brood.’ Nu, als er ’s morgens vroeg een vriend bij je aanklopt om brood, zou je dan antwoorden: ‘Val me niet lastig. De deur is nog op slot en ik moet eerst nog een kapittel schrijven?’ Nee, ik ga brokjes halen, en vervolgens ontdek ik dat ik haar niet goed had verstaan. Het was melk waar ze om vroeg.
Een vriend die midden in de nacht voor je opstaat om je brood te geven. Een vader die niets liever wil dan iets goeds aan zijn kind geven. Dat zijn de beelden die Jezus voor God gebruikt om ons aan te sporen om te bidden. Vraag! Zoek! Klop! Want de wereld is niet een onverschillige plek waar je moet zien te overleven. Niet als een leegte heeft God de aarde geschapen. Hij heeft haar gevormd tot een bewoonbare plaats (Jes 45,18) en Hij draagt zorg voor haar, voor ons. De aarde is een plaats waar je een Vriend hebt die je aan kunt spreken, dag en nacht.
Hoe? ‘Leer ons bidden’, vragen de leerlingen aan Jezus. En Jezus leert hun een kort gebed:
‘Vader’ – zo begint het gebed. De relatie is meteen gegeven: afhankelijk als een kind en vertrouwend op de goedheid van de vader.
‘Uw Naam worde geheiligd.’ Zijn Naam – dat is voor ons Jezus, de naam en de gestalte van God in de mensgeworden Zoon. Hoe zou een wereld eruit zien waarin die naam geheiligd wordt?
En in ‘Uw Rijk kome’ klinkt de werkzaamheid van de Geest die de aarde bezielt.
Het gebed begint met het verlangen van Vader, Zoon en Geest, met de wil van God die ons en onze aarde geschapen heeft uit liefde. Door te bidden voor het plan van God doorheen heel de geschiedenis, schakelen we onszelf in om mee te werken, deel te gaan uitmaken van zijn plan, onszelf te geven in éénzelfde verlangen.
Dan volgen drie beden voor ons broze mens-zijn, in het bewustzijn dat we geen zelfstandige wezens zijn die wel voor zichzelf kunnen zorgen. Zo zijn we niet geschapen.
We bidden om het brood dat nodig is voor vandaag. Ook als we weten dat er nog voor een week brood in de vriezer zit, bidden we voor het brood voor deze dag. Brood staat voor alles wat we als mens nodig hebben. Maar bidden om dit brood bewerkt ook dat we leven in een ontvangende houding. Ik erken dat ik mezelf niet in stand houd en dat ook niet hoef te doen, omdat ik leef door de zorg en de liefde van de Vader.
‘Vergeef ons onze zonden’. Gebreken en schuld hoeven niet verborgen te worden. Ze worden heel gemaakt in de vergeving waarmee God ons opvangt. En zo begint een proces van bevrijding waarin vergeving zich verspreidt doordat we ook elkaar kunnen vergeven.
Tenslotte: ‘En leidt ons niet in bekoring’. Ik weet niet of ik staande zal kunnen blijven als er grote druk op mij wordt uitgeoefend om het kwade te kiezen. Ik hoop het en het is bemoedigend om de verhalen van martelaren te lezen die zich niet laten scheiden van Christus. Het kan dus, staande blijven ook bij grote dreiging. Maar ook daar geldt: ‘Geef ons de kracht voor vandaag, om vandaag Uw wil te kiezen in kleine en grote dingen’. En God die ons kent, dieper dan wij onszelf kennen, kent ook onze broosheid. ‘Leid ons niet in bekoring waardoor we U verlaten. Laat ons bij U blijven, op weg naar uw Rijk waar we naar verlangen.’
Vraag, zoek en klop. Jezus legt ons de woorden in de mond. Mogen wij leven met en door Hem.