14 januari 2024
We hoorden vanmorgen in de vigiliën verschillende namen voor Jezus. Wie is Hij toch? Dat is een goede vraag aan het begin van een nieuw jaar. Wie is Hij, die ons zo aantrekt dat we ons leven helemaal op Hem willen richten?
‘Zie, het Lam Gods’, zegt Johannes de Doper als Jezus voorbij gaat. De dag ervoor heeft hij het uitgebreider gezegd: ‘Zie, het Lam Gods, dat de zonde van de wereld wegneemt’. Nu horen twee van zijn leerlingen het en ze gaan Jezus achterna. Waar zouden ze aan gedacht hebben bij die titel? “Lam Gods” – dat vinden we ook in Jesaja 53, over de lijdende Dienaar van de HEER: Hij was als een lam dat ter slachting wordt geleid. Hij werd gestraft; ons bracht het vrede; en dankzij zijn striemen is er voor ons genezing. Mijn rechtvaardige dienstknecht zal velen rechtvaardig maken, doordat Hij hun zonden draagt. Daarom geef Ik Hem zijn deel. …zo kwam Hij voor de weerspannigen op. Het is een beladen beeld van lijden en verlossing. Om op een afstand te blijven en om aangetrokken te worden. De leerlingen van Johannes zijn gefascineerd en volgen Jezus van op een afstandje. En dan is het Jezus die zich omkeert naar hen toe. En op hun vraag waar Hij verblijft, waar Hij blijft, nodigt Hij hen uit op te komen en te zien, en zij blijven bij Hem de rest van de dag. Komen, zien en bij Hem blijven: woorden die hun verlangen vervullen en die uitdrukken wat leerling zijn betekent, ook al zullen ze op bepaalde momenten wegvluchten en niet blijven.
De eerste persoon die Andreas dan ontmoet is zijn broer Simon en hij vertelt hem onmiddellijk: We hebben de Messias gevonden, de Gezalfde, de Christus, Degene naar Wie we uitkijken, Die ons het Koninkrijk van God zal brengen. De Gezalfde. Wie werden er gezalfd?
In de vaderlezing in de vigiliën legde Athanasius het verband met de profeet die door Mozes voorzegd werd: Uit uw eigen broeders zal de HEER uw God een profeet doen opstaan zoals ik dat ben (Dt 18). Een belofte die open bleef, want het boek Deuteronomium eindigt met: ‘… maar er is in Israël geen profeet meer opgestaan als Mozes’.
Lam Gods, Messias, profeet, en in de eerste lezing vanmorgen uit Kronieken 22 kwam toevallig nog een vierde naam naar voren: Zoon van David. Ik heb dat altijd opgevat als een soort verre afstammeling van David, maar in de manier waarop Salomo hier beschreven wordt, klinkt een hoop door die verder gaat dan Salomo. David legt uit aan zijn zoon waarom hij de tempel niet mag bouwen: Mijn zoon, ikzelf had het voornemen, een huis te bouwen voor de naam van de HEER, mijn God. Maar het woord van de HEER werd tot mij gericht: Gij hebt veel bloed vergoten en grote oorlogen gevoerd. Gij moogt voor mijn naam geen huis bouwen, want ge hebt voor mijn aanschijn teveel bloed op aarde vergoten. Zie, u zal een zoon geboren worden; het zal een man zijn die vrede brengt, …
Zoon van David, koning die vrede brengt, shalom.
Wie is Jezus? Hij is het Lam Gods dat de zonden van de wereld wegdraagt. Hij is de Messias, de gezalfde die ons beloofd is. Hij is de profeet als Mozes, die de HEER van aangezicht tot aangezicht kent en Israël bevrijd heeft. Hij is de Zoon van David, de Vredevorst, de Koning van de shalom. Een man van lijden en verzoening en van vrede in heel de rijke en wijde betekenis van het woord. Hij keert zich naar ons om als Hij onze aarzelende voetstappen achter zich hoort, en Hij vraagt: ‘Wat zoek je?’ Wat ik zoek? Bij U te blijven, hoe vreemd de weg die U gaat ook mag zijn.
Kom, en zie, en blijf.