33e zondag A
De antifoon die we vanmorgen in de vigiliën bij psalm 95 zongen is een goed begin van onze retraite: ‘Wij zijn door U gemaakt, laat ons komen in uw Rust.’ We krijgen een week van stilte en rust, een week om als Maria aan Jezus’ voeten te gaan zitten. De Marthataken van eten koken en tafel dekken zijn netjes verdeeld. ‘Laat ons komen in uw Rust.’
Helaas is het evangelie minder op rust en de nabijheid van de Heer gericht. In de gelijkenis van vandaag vertrekt de heer voor een lange reis naar het buitenland en hij verdeelt zijn bezit over zijn knechten. Die moeten ermee aan het werk gaan. Geen rust, maar hard werken in de afwezigheid van de heer. Gaat onze retraite er zo uitzien? Misschien dat we eerder op het punt voor het vertrek zitten. Het is een tussentijd, één van die momenten waarop de Heer des huizes dichtbij is, voordat Hij weer vertrekt. En opnieuw zal Hij ons een stukje van zijn bezit toevertrouwen, één of twee of vijf talenten, ieder naar haar bekwaamheid. Hij weet wat Hij vraagt en aan wie Hij het vraagt. Je krijgt niet meer of minder te dragen dan je kunt.
Hieronymus, in de vaderlezing vanmorgen, ziet in het bezit van de heer de blijde boodschap van het evangelie, die Jezus vlak voor zijn dood nu toevertrouwt aan zijn leerlingen. Je zou er misschien ook de ruimte en tijd in kunnen zien die God aan ieder van ons geeft. Hoe dan ook, we staan voor de keus: ermee aan de slag gaan, zoals de eerste twee knechten, of het in de grond begraven zoals de derde knecht deed.
Waarom zou je je ene talent in de grond begraven? Ik heb als kind altijd veel begrip gehad voor die derde knecht. Hij krijgt een som geld en moet er dan bij gaan verdienen. Ik ben bijzonder weinig geschikt voor de handel en ik zou beslist ook niet meer dan één talent zilver krijgen, maar daar zou ik heel zenuwachtig van worden. Ik zag al voor me hoe het mis zou gaan en ik dat ene talent kwijt zou raken. De bank dan? Die gaat vast failliet. In de grond stoppen dan maar om er tenminste niets van te verliezen.
Maar dat is natuurlijk niet hoe de gelijkenis gelezen wil worden. Jezus hecht niet aan een goede handelsgeest. We hebben net een paar dagen geleden de gelijkenis van de onrechtvaardige rentmeester gehoord, waarin Jezus de rentmeester prijst die het bezit van zijn heer flink laat verminderen. Talenten erbij verdienen betekent niet succes hebben. Jezus’ eigen leven dat eindigt met de dood aan het kruis is evenmin een succesverhaal.
Waarom begraven we dan ons talent in de grond? De knecht in de gelijkenis noemt zijn heer een hard mens. Hij lijkt bang voor hem en houdt niet van hem. In ieder geval kent hij hem niet echt. Anders zou hij geweten hebben dat hij ook met zijn mislukkingen bij de heer aan kon komen. De rover aan het kruis kon aan het eind van zijn leven ook alleen maar vragen dat Jezus aan hem denken zou, en hij mocht samen met Hem binnengaan in de vreugde van het paradijs.
Het talent begraven is de relatie met de Heer begraven. Misschien uit angst voor een god die harde eisen stelt. Misschien uit wanhoop als de heer ver weg is in het buitenland en hier nergens meer voor lijkt te zorgen. Misschien uit ongeloof: is er wel een heer die het iets kan schelen wat ik doe? We stoppen het talent in de grond als we onszelf in het centrum zetten en daar zijn duizend en één manieren voor: ieder kent haar eigen manieren het beste.
Daarom krijgen we een retraite, een week van rust en herstel. Om in de nabijheid van de Heer weer vertrouwen en moed te krijgen. Om opnieuw dat brokje liefde van Hem te ontvangen dat Hij aan ieder geeft om ermee te werken en dat niet minder kan worden als je ermee werkt. Het kan alleen verdwijnen als je het in de grond stopt.
Moge de Heer ons leren werken met wat Hij ons toevertrouwt, zodat we Hem dienen die de oorsprong is van alle goed en met Christus binnengaan in zijn vreugde.