12e zondag, 25 juni
Weest niet bang voor de mensen.
Weest niet bang voor wie wel het lichaam, maar niet de ziel kunnen doden.
Weest niet bang.
Drie keer zegt Jezus vandaag in het evangelie: wees niet bang. Een verbod op angst. Hij kent onze natuurlijke neiging. Hij weet dat we gemakkelijk zwichten voor dreiging en voor sociale druk. De een wat meer dan de ander. Het kan zijn dat je je al bezorgd afvraagt wat de mensen ervan zullen zeggen. Maar ook Leone Ginzburg, strijder tegen het fascisme in het Italië van de Tweede Wereldoorlog, die op 44-jarige leeftijd stierf in de Romeinse Regina Coeli-gevangenis aan de gevolgen van marteling, schrijft in de laatste brief aan zijn vrouw, vlak voor zijn dood: ‘Onze enige vijand – heb ik geconcludeerd – was mijn angst. Die keren dat ik om een of andere reden overvallen werd door angst, dat ik al mijn krachten moest bundelen om deze angst te overwinnen en mijn plicht niet te verzaken, zodat er geen enkele vorm van vitaliteit in mij overbleef.’[1]
Wees niet bang. Laat niet de angst bepalen wat je doet of niet doet, zodat je aan het eind van je leven, of dat nu lang of kort is, moet zeggen: Waar ik spijt van heb, zijn de dingen die ik had moeten doen, had willen doen, had kunnen doen, maar niet gedaan heb, omdat ik me heb laten overheersen door mijn angst. Er is iets anders, of Iemand anders, die ons handelen mag bepalen. Tussen de tweede en derde keer ‘Wees niet bang’ staat er: ‘Vreest veeleer Hem die én ziel én lichaam in het verderf kan storten.’ Vreest de Heer. Dat wil zeggen: bij alles wat je doet naar Hem kijken, vragen wat Hij wil. Niet omdat je staat te trillen van angst voor hem, maar omdat je ziel Hem herkent als haar leven, omdat het je diepste verlangen is te wonen in zijn liefde. En niets kan ons scheiden van de liefde van Christus, geen verdrukking en vervolging, geen honger en geen oorlog.
Kun je dan je angst overwinnen door te zeggen: God zal wel zorgen dat mij niets ergs overkomt? We weten allemaal dat geloof niet een verzekering is tegen ongevallen, geen veiligheidshelm, geen bescherming tegen het kwaad in onze wereld. Jezus zegt ook niet dat er geen musje ter aarde zal vallen. Dat heb ik er wel eens in willen lezen als ik dacht: Hij zorgt zelfs voor de mussen, dan zal Hij ook voor mij zorgen. Dat klopt wel, maar niet in de zin dat Hij de musjes opvangt, zodat ze niet vallen. Jezus zegt eenvoudig: ‘Niet één van hen zal ter aarde vallen zonder uw Vader.’ “Buiten de wil van uw Vader” heeft onze vertaling, maar in het Grieks ontbreekt het woord “wil”. Ons vertrouwen gaat dieper dan alleen de gedachte dat alles gebeurt volgens Gods wil. God is niet een macht die van buitenaf de wereld bestuurt, zodat we gerust kunnen zijn omdat alles verloopt volgens zijn plan. Of het nu zijn wil is of niet, het musje valt niet zonder de Vader. Julian van Norwich schrijft: ‘Als Adam valt, valt Gods Zoon.’ We hoeven niet bang te zijn voor mensen, omdat Christus ons nooit alleen laat, ook niet in de dood. Hij houdt ons vast door de dood heen. De christelijke God is degene wiens almacht bovenal wordt uitgedrukt in zijn barmhartigheid en medelijden. Ieder haar van ons hoofd is geteld. En, vraagt broeder Simeon, hoe kun je de haren op iemands hoofd tellen zonder je hand door zijn haar te laten gaan?[2]
Het enige waar ik bang voor moet zijn, is dat ik Christus alleen laat en bij Hem vandaan vlucht. Bij Hem blijven, dat doe je door met Hem in gesprek te blijven. In de kerk natuurlijk, maar ook daarbuiten. Het is daarom dat stilte in huis zo kostbaar is en van levensbelang.
Je denken omvormen tot een gesprek met Jezus. Niet in je eentje lopen mopperen, maar tegen Hem zeggen wat je dwars zit, en Hij zal wel antwoord geven. Soms zelfs zo dat je in de lach schiet om je eigen gemor. Niet alleen bedenken wat de mensen zullen zeggen, maar allereerst vragen wat Hij ervan zegt. Dat laatste is nog een beetje belangrijker dan het eerste. Niet je laten bepalen door je angst, maar trouw zijn aan je plicht, aan je liefde, eigenlijk aan zijn liefde. Zijn blik voelen als Petrus, zijn hand door je haar voelen.
Geef ons ontzag voor uw heilige Naam en een liefde die stand houdt voor altijd.
[1] Geert Mak, In Europa, p.368
[2] Erasmo Leive Merikakis, Fire of Mercy I, p.592