Hemelvaart, 18 mei
Wat gebeurt er ’s morgens vroeg, als het nog donker is en de wekker gaat en je het licht aandoet? Misschien dat er iemand onder ons meteen helder is, maar ik vermoed dat de meesten toch even knipperen met de ogen. Je ziet het licht, maar het is zo fel dat je niets anders ziet. Je stapt je bed uit en botst tegen een kast. Pas als je aan de wastafel staat, raken je ogen gewend aan het licht. Eerst ben je je alleen maar bewust van het licht en kun je het nog niet ‘gebruiken’ om mee te kijken. Maar na korte of iets langere tijd begin je de wereld om je heen te zien die het licht je toont.
Rowan Williams[1] gebruikt die ervaring van de vroege ochtend als een beeld voor wat er gebeurt bij de verrijzenis. Het was nacht. Jezus was gestorven en de leerlingen hadden alle hoop verloren. Maar dan blijkt Hij levend te zijn. Het Licht is opgestaan! De verschijningsverhalen tonen alle verwarring van de vroege ochtend: de dingen zijn niet helder, mensen zijn niet direct herkenbaar. Maria Magdalena denkt dat ze de tuinman ziet. De Emmaüsgangers ontmoeten een vreemdeling. En de leerlingen weten niet of ze een droombeeld zien of dat het echt Jezus is die opeens bij hen staat. Ze zijn gedesoriënteerd en het is allemaal nog niet helder voor hen. Het licht van die vroege ochtend is zo fel, ze knijpen af en toe hun ogen even dicht. Als ze Hem in Galilea ontmoeten, werpen ze zich in aanbidding voor Hem neer, ‘maar sommigen twijfelden’ voegt Mattheus er realistisch aan toe. Ze sloten hun ogen, om nog even in het duister te blijven dat tenminste bekend is.
Net zoals je ’s morgens eerst alleen het licht ziet en het even duurt voordat je de kamer om je heen kunt zien, zo zien de leerlingen in eerste instantie alleen Jezus. Hij is het hart van die verbijsterende nieuwe wereld waarin ze nu wakker worden. De wereld waarin de dood niet het laatste woord heeft, waarin God blijvend betrokken is bij de mensen, zo lijfelijk als een mens van vlees en bloed. Gods vrijheid blijkt zo groot te zijn dat Hij door al onze beperkingen en tragedies en frustraties heen met ons verder gaat naar zijn Koninkrijk. Het is inderdaad verbijsterend: een wereld waarin de gekruisigde Jezus leeft en liefheeft ondanks verraad en verloochening. Geen wonder dat ze Hem alleen zien die eerste tijd na de verrijzenis.
Maar na een tijdje – na 40 dagen – horen we niet meer van mensen die Jezus zien zoals in het begin. Het licht is niet langer iets wat onze aandacht volledig opeist. Het wordt iets waardoor we de wereld kunnen zien. Hemelvaart is als het ware het overgangsmoment. Jezus wordt onttrokken aan de ogen van de leerlingen. Niet omdat Hij er niet meer is, maar opdat Hij het licht wordt waardoor wij de wereld zien. Overdag ben je je meestal niet bewust van het licht als van iets om naar te kijken. In het licht van de dag zie je de wereld, werken we in de wereld. ‘Ziet, Ik ben met u alle dagen tot aan de voleinding der wereld.’ We leven in het licht van Gods genade, in het licht dat Jezus is. We zien de wereld op een nieuwe manier omdat we haar zien dóór Hem. We gaan kijken met zijn blik en delen in zijn toewijding aan mensen. Nu is het tevergeefs niet meer te hopen en te minnen.
Zien we het licht dan helemaal niet meer als iets afzonderlijks overdag? Er blijven altijd momenten dat je opeens verblind wordt door felle zonnestralen als je uit het donker komt. En ook zonder verblind te worden door het licht kun je opeens geraakt worden door de warme gloed van het avondlicht of het heldere ochtendlicht. Zalig Hoogfeest!
[1] Rowan Williams, Open to Judgement, p. 81-85