Palmzondag, 2 april
‘Heden hosanna, morgen kruisigt Hem’, zingen we in een lied van Willem Barnard. Maar vandaag komen die twee uitroepen nog dichter bij elkaar: op dezelfde dag, zelfs in dezelfde viering. We beginnen met de palmprocessie. We zwaaien met palmtakjes voor onze Koning die zijn stad binnentrekt. De vreugde van de vervulling van onze hoop, de lang verwachte bevrijding is nabij. Maar dan volgt het passieverhaal. De Koning die we daarnet nog binnengehaald hebben, wordt verraden, gevangen genomen en gekruisigd. We zitten weer midden in de actualiteit, en het zwaaien met palmtakjes lijkt nu kinderachtig en dwaas. Even dachten we dat het anders kon, dat Jezus de troon van onze wereld zou bestijgen en vrede brengen. Maar Hij sterft aan de onrechtvaardigheid van machthebbers, aan de haat en de wreedheid van de massamens waar we zo bang voor zijn. Hoe kun je nog viool spelen, nog zingen bij zoveel leed en onrecht en geweld? Hosanna en kruisigt Hem op één dag. En het tweede lijkt het eerste teniet te doen.
De intensiteit van de Goede Week, van het Paastriduum is nu juist dat de twee allebei voluit gelden. We leven in twee werkelijkheden tegelijkertijd, en de vreugde van Pasen is dat de intocht van onze Koning niet teniet wordt gedaan door zijn kruisiging, maar dat zijn kruisiging een intocht wordt.
Vandaag, op palmzondag, komt Jezus onze stad binnen, zachtmoedig en rijdend op een ezel. Wij halen Hem binnen en lopen met Hem mee, voor Hem of achter Hem of als het ezeltje onder Hem. Ons verlangen en onze hoop zijn reëel en we proeven al Gods antwoord in de intocht. Maar dan volgt het passieverhaal. Daarin komt het geweld nog dichterbij dan in de nieuwsberichten. Bij de nieuwsberichten over alle ellende die Poetin aanricht in Oekraïne, over de gevolgen van de klimaatveranderingen, bij wat we horen over geweld in Oost-Congo, dictatuur in Nicaragua, enz. enz. voelen we vooral onze machteloosheid. Maar in het passieverhaal staan we niet aan de goede, maar machteloze kant. Het zijn niet zozeer de Romeinse onderdrukkers die verantwoordelijk worden gehouden voor de dood van Jezus, maar zijn eigen volksgenoten, de kerk van die dagen. En de leerlingen die zo nauw met Hem verbonden waren? Drie vallen er in slaap als Hij hen vraagt om met Hem te waken, Judas verraadt Hem, Petrus verloochent Hem, de anderen vluchten weg. In de passie die we vandaag zingen is het de taak van enkele zusters om met kracht te roepen: ‘Kruisigt Hem!’ Ze zouden het liever niet zeggen en niet de rol op zich nemen van Judas, van de hogepriester, of van Petrus die zweert ‘Ik ken Hem niet!’ Maar als we eerlijk zijn, zit ook dat in ons.
Judas? Ik kan teleurgesteld en boos zijn om wat Jezus niet doet. Zou Hij niet genezing en bevrijding brengen? Nu laat Hij het afweten. Hij laat zelfs toe dat kostbare nardusolie verspild wordt aan zijn persoon, terwijl het geld ervan had kunnen dienen voor de bevrijdingsbeweging. Denkt Hij dan niet aan ons?
Petrus? Ja. Er zijn de dingen die ik zou moeten doen, maar nalaat uit angst. Er zijn de keren dat ik zeg: ‘Ik ken die mens niet’, door langs iemand heen te lopen.
Als we het passieverhaal horen in deze dagen, staan wij niet enkel onschuldig aan de goede kant. De stad waar Jezus binnentrekt en die Hem kruisigt is ook ons eigen hart.
Maar de vreugde van Palmpasen, van Witte Donderdag, van Goede Vrijdag, van Stille Zaterdag en van Paaszondag is dat de werkelijkheid van het verraad, de verloochening en de kruisiging niet in staat is om de heerschappij van onze Koning te verhinderen. Wij zijn van Hem met al ons kwaad. Onze mislukkingen, ons falen, onze onwil soms, kunnen Hem niet tegenhouden. In plaats van Jeruzalem binnen te trekken en alle tegenstand tot zwijgen te brengen, ondergaat Jezus onze tegenstand. Hij neemt onze schuld op zich. Hij geeft zich aan degenen die Hem willen kruisigen, en het is zo dat God de onmacht van ons kwaad laat zien. Zijn lijden is uiterst reëel, de pijn, de eenzaamheid, de doodsangst, ze zijn er allemaal. Maar wij zijn niet in staat om met ons geweld een einde te maken aan Gods liefde, we zijn niet in staat om zijn Koninkrijk te verhinderen. Daarom kunnen we blijven zingen, huilen en zingen bij alles wat er gebeurt. Ik denk dat we móeten blijven zingen, om de hoop die blijft, om het vertrouwen dat Jezus Koning is van onze wereld en dat niets in ons in staat is om zijn Rijk te verhinderen. We mogen enthousiast en krachtig ‘Hosanna’ roepen, ‘gezegend wie komt in de naam van de Heer!’, en straks vrolijk zwaaien met onze palmtakjes.
De vreugde om Jezus die ons verlost en bevrijdt is een diepe werkelijkheid en blijft, ook als het kwaad oppermachtig lijkt. Moge Hij ons leren zijn weg te volgen in deze dagen.