6 januari Driekoningen
Volgende week zullen we onze tweejaarlijkse visitatie hebben, maar eerst krijgen we vandaag de drie Koningen op bezoek. Stel je nu eens voor dat zij de visitatie zouden doen, dat zij ons zouden helpen met ons zelfonderzoek en zouden aansporen om onze roeping nog intenser te beleven. Drie koningen op kamelen komen aanrijden door de dreef en bellen aan bij de voordeur. We brengen de kamelen onderdak in de ezelstal of in de nieuwe schuur die wat groter is, en nodigen de koningen uit in het kapittel. Wat zouden ze ons dan vragen?
Drie vragen hoor ik vandaag:
Waar kijk je naar?
Ben je op weg?
Geef je je schat aan het Kind?
Waar kijk je naar?
De wijze koningen keken naar de sterrenhemel. Het was deze week nogal regenachtig, maar op twee avonden was de hemel helder en kon je de sterren zien. Kijken naar de sterren maakt je stil en klein, vol van verwondering over de grootse pracht die ons ver te boven gaat. Er zijn veel manieren om te kijken:
- Ik kan kijken naar een gedekte tafel en bedenken wat ik hebben wil
- Ik kan kijken naar iemand tegenover mij en iets van hem of haar vinden: dat zou anders moeten, daar heeft ze hulp nodig, dat doet ze goed, daar erger ik me aan
- Ik kan in de spiegel kijken en tevreden zijn of me schamen
Maar naar buiten gaan en naar de sterren kijken is een kijken zonder oordeel, een openstaan voor schoonheid zonder nog aan jezelf te denken, een geraakt worden door wat of Wie groter is dan onze wereld. Je kunt jezelf heel klein voelen daarbij, maar dat is een kleinheid die je verbindt met alle anderen.
Waar kijk je naar?
Ben je op weg? De drie koningen hebben de ster gezien en zijn op weg gegaan. Ze hadden ook thuis kunnen blijven. Ze hadden kunnen zeggen: ‘Inderdaad, het is een prachtige ster, maar nu is het bedtijd. We zullen later misschien nog wel iets horen van de Koning die nu geboren lijkt te zijn.’ Maar zij gaan op weg en blijven reizen totdat ze Hem gevonden hebben. Dat kan wel een tijdje duren en ze vergissen zich wel eens in de route. Vergissen is menselijk en de ster blijft voor hen schijnen zodat ze met een omweg toch bij het Kind aankomen. Daarom hun vraag aan ons: ben je op weg, volg je nog steeds de ster?
En tenslotte de derde vraag: Geef je je schat aan het Kind? Dat is niet zo vanzelfsprekend, voor de koningen niet en voor ons niet. Zij komen uit bij een stal, waar een Kind in doeken gewikkeld in een kribbe ligt. Niets dat erop wijst dat dit de ware Koning is, behalve dan de ster als je die wilt zien. En wij komen uit bij een gemeenschap met medezusters die zo hun eigen hebbelijkheden hebben, in een dagelijks leven van werk en gebed, waar ook gewoon eten gekookt moet worden. Is hier de ware Koning te vinden? Ja, maar ook hier moet je Hem wel willen zien. En dan kun je knielen en je kostbaarheden voor Hem neerleggen. Goud in de poetsemmer, wierook op het toetsenbord en mirre in de confituurpot.
Toen we gisterenavond in de kerk kwamen voor de vespers, lagen twee van de drie koningen al geknield voor het Kindje. De derde koning amaryllis stond nog net overeind. Het was een passende houding, niet zozeer voor de amaryllissen, maar wel voor de koningen en voor ons. Laten we knielen waar we het Kind vinden en onze schat voor Hem neerleggen en gelukkig zijn omdat we zijn glimlach voelen.