26 december H. Stefanus
Het mysterie van Kerstmis: God komt tot ons als een klein kind, in doeken gewikkeld ligt Hij daar in de kribbe, kwetsbaar, zonder woorden, afhankelijk. Als we naar de kerststal kijken, gaan we vanzelf zachter praten, op onze tenen lopen en we glimlachen naar elkaar. Het Kind in de kribbe vertedert ons en dat is heel goed. Guerric van Igny heeft er prachtige dingen over gezegd:
Het is zoet … om te denken en te blijven nadenken over God als Kind. Ja zelfs is het een doeltreffend en krachtdadig middel om te genezen en te verzachten, als er iemand onder ons dat nodig heeft, wrangheid van de geest, bitterheid van woorden en ruwheid in het gedrag. Want ik geloof niet dat er nog een plaats van woede of droefheid gevonden kan worden, daar waar de gedachte en de herinnering op deze goddelijke zoetheid gericht zijn. Integendeel, alle verontwaardiging en bitterheid, alle slechtheid wordt van ons af genomen.
Maar als we de menswording serieus nemen, dan is het slapende kindje in het hooi niet het enige plaatje. Een baby is niet puur passief. We zingen wel in een mooi kerstlied als ‘Away in a manger’: The cattle are lowing, the baby awakes, but little Lord Jesus, no crying He makes (door ’t loeien der koetjes was het kindje ontwaakt, maar daardoor werd ’t kind niet aan ’t schreien gemaakt), maar iedere ouder moet wel vol ongeloof knipperen met de ogen bij dit wonder, zegt Rowan Williams ergens.[1] De ster en de engelen vallen erbij in het niet. Een baby die niet huilt, als hij omringd wordt door loeiende koeien dat is het grootste wonder dat je je kunt voorstellen, een wonder om jaloers op te zijn. Want al spreken baby’s niet, gewoonlijk laten ze zich wel horen en het is aan de ouders om uit te vinden wat er is: honger? een natte luier? buikkrampjes? eenzaamheid? Een baby ligt niet passief in een wiegje, maar zet het leven van de ouders op zijn kop. Het duurt een tijd voordat er een gezamenlijke taal ontstaat. Een huilende baby die met een vuurrood gezichtje en wijd open mond de boel bij elkaar schreeuwt, confronteert ons met de oncontroleerbare vreemdheid van God. Hij geeft geen antwoord op onze vragen. Het is aan ons om antwoord te geven op de zijne die we niet altijd direct begrijpen.
Ook als de kleine Jezus groeit en heeft leren spreken, volwassen wordt, vraagt het vaak tijd om Hem te verstaan. Er is natuurlijk al het verhaal toen Hij nog een jongen was, van zijn achterblijven in de tempel als Jozef en Maria met de andere pelgrims op weg naar huis zijn gegaan. Een misverstand tussen het kind en de ouders. ‘Wisten jullie niet dat Ik in het huis van mijn Vader moet zijn?’ Maar ook het verhaal van de verlamde man die door zijn vrienden door het dak voor Jezus’ voeten wordt neergelaten. Wat doet Jezus voor hem? Het eerste is niet zijn genezing, al zou ik denken dat dat zijn vraag was en zijn verlangen. Het eerste is dat zijn zonden vergeven worden. Was hij zich bewust dat dat zijn diepste nood was? Misschien niet, maar dat is wel onze redding. We zingen het iedere dag in de lauden in de lofzang van Zacharias:
om redding aan zijn volk te verkondigen:
de boodschap der vergeving van hun zonden.
Ik denk bij redding vooral aan verlossing uit ellende, bevrijding van geweld en terreur, een einde aan oorlogen, voedsel voor wie honger lijden, genezing van zieken, enz. Maar ook als je bevrijd bent uit al die noden, dan blijft er nog schuld, dan blijft er nog mijn aandeel aan het kwaad in onze wereld. Het is pas door vergeving dat we echt vrij worden en dat we thuiskomen bij God en bij elkaar.
Onze redding is de vergeving van onze zonden. We struikelen iedere keer weer, we laten onze irritaties of onze begeertes de baas over ons spelen. We verstoren de vrede in onze eigen kleine omgeving. Onze redding is het Kind in de kribbe, de mensgeworden Zoon van God, het Lam dat de zonden der wereld wegdraagt. Iedere dag beginnen we met te zingen dat Hij onze redding is. We verwachten Hem. En iedere avond zingen we dat we zijn heil hebben aanschouwd.
Vandaag vieren we Stefanus. Hij ziet de hemel geopend en de Mensenzoon, die gekomen is om ons te verlossen, staande aan Gods rechterhand. En Stefanus laat zich redden en doet mee in Gods reddingswerk als hij bidt: ‘Heer, reken hun deze zonde niet aan’.
Hoeveel kerstdagen zijn er per jaar?
Iedere dag beginnen we met uitzien naar zijn komst en eindigen we met de lof van God te zingen samen met Simeon omdat we zijn heil hebben gezien. Iedere dag opnieuw worden we gered en mogen we de taal van God leren verstaan en spreken, en antwoorden op wat Hij ons zegt, ook door het wenen van een Kind. Moge Stefanus ons helpen om deel te worden van Gods redding voor onze wereld.
[1] Rowan Williams, “Not to condemn the world” in Open to Judgement, p.33-38, London 2014