8 januari Doop van de Heer
Eind vorig jaar is ‘Tattoos op mijn hart’ verschenen, de Nederlandse vertaling van een boek van Gregory Boyle, een jezuïet die in Los Angeles een organisatie heeft opgezet om leden van straatbenden te helpen een ander bestaan op te bouwen door scholing te geven, te helpen bij werk zoeken, en vooral door relaties te vormen. In de jaren ’80 verleende zijn parochie kerkasiel aan mensen zonder papieren, Mexicanen die illegaal de grens waren overgekomen op zoek naar een beter bestaan. Elke nacht sliep er een groep mannen in de kerk en vrouwen en kinderen in het klooster. ‘Wetbacks’ werden ze genoemd, ‘natruggen’ omdat ze de Rio Grande overgezwommen zouden zijn. Dat riep ook nogal wat protest op. Op een dag stond er met grote letters ‘Kerk voor wetbacks’ op de trappen van de kerk gekalkt. Gregory wilde zo snel mogelijk de woorden verwijderen, maar één van de vrouwen uit de parochie zei: ‘Nee, we moeten ze laten staan. Als er mensen in onze gemeenschap zijn die gekleineerd, gehaat en buitengesloten worden omdat ze wetbacks zijn, dan noemen we onszelf met trots een wetback-kerk.’
Waarom? Omdat dat is wat Jezus deed: aan de kant gaan staan van degenen die buitenstaan. Hij streed niet voor de rechten van melaatsen, Hij raakte hen aan, nog voor Hij hen genas. Hij zette zich niet in voor betere omstandigheden in de gevangenis, maar Hij zei: ‘Ik zat in de gevangenis’. En vandaag, nu we het doopsel van de Heer vieren, zegt Hij niet tegen de zondaars: ‘Jullie daar, Ik zal jullie reinigen zodat je bij Mij kunt komen’. Dat zou Johannes en ons de juiste manier lijken. Nee, Hij staat tussen hen in, radicale verwantschap, en zegt tegen Johannes: ‘Laat het nu zijn, want zo past het ons alle gerechtigheid te vervullen.’ Gerechtigheid staat er in het Grieks. Wij denken bij gerechtigheid meestal aan een duidelijk onderscheid tussen goed en kwaad. En er moet eerst wel heel wat gebeuren aan onze kant, aan de zondige kant, voordat er van gerechtigheid sprake kan zijn. Er moet ook inderdaad wel wat gebeuren. Het leed en de pijn die mensen veroorzaken, kunnen niet zomaar weggewuifd worden, en ons inzicht in wat we doen, moet beslist groeien. Maar dat is niet waar Jezus begint. Hij begint met een diepe solidariteit, een intense nabijheid. Het eerste wat Hij doet is van zijn kant de afgrond overbruggen die er is tussen God en zondige mensen. Hij komt aan onze kant staan. Hij breekt de muren af.
En het is zó, wanneer Hij als één van ons gedoopt wordt, dat Gods stem klinkt: ‘Dit is mijn Zoon, mijn veelgeliefde, in wie Ik welbehagen heb.’ Gerechtigheid geschiedt doordat God zich aan ons verbindt. Misschien niet een snelle weg, van in één keer een oordeel uitspreken en kwaad en goed van elkaar scheiden. Het is een weg van trouw, van niet loslaten als iemand weer terugvalt, een weg waarop je niet hoeft te wanhopen als je zelf weer terugvalt. Moeder Teresa heeft ooit gezegd: ‘We zijn niet geroepen om succesvol te zijn, maar om trouw te zijn.’ God heeft welbehagen in die trouw, Christus is zelf de belichaming van Gods trouw en compassie, tot de dood aan het kruis.
De stem die klinkt bij de doop, laat zien hoe God is: niet een God die allereerst een oordeel uitspreekt over hete kwaad, maar een God die het kwade overwint door zich te verbinden aan ons, die een welbehagen heeft in verbinding. Niet ons oordeel over een ander is het belangrijkste. Het gaat erom onze cirkel zo wijd te maken dat de ander erin past. Ik hoef niet mezelf te bewijzen dat ik aan de goede kant sta door de ander af te keuren. Aan de goede kant sta je als je dichtbij Christus staat, en die is nu net aan de kant van de zondaars gaan staan.
Hoe moet je niet oordelen temidden van de straatbende in Los Angeles? Hoe kun je daar verbinding zoeken in plaats van de ander af te wijzen, vanwege het geweld, de drugshandel of wat dan ook? Gregory Boyle schrijft dat hij geleerd heeft in bewondering te staan voor wat de armen te dragen hebben, in plaats van af te keuren hoe ze het dragen. Maar dat iemand überhaupt de moed heeft om te leven na een jeugd van mishandeling en verwaarlozing, in een situatie van voortdurende zorgen over hoe je rond kunt komen, zonder goed onderdak en zonder van alles wat ik denk nodig te hebben. Wat zou ik doen als ik in zijn plaats stond? Ik zou het niet eens volhouden.
Draagt elkanders lasten. Jezus is naast ons komen staan om met ons onze lasten te dragen. Hij deinst niet terug voor alles waar wij ons voor schamen. Hij raakt ons aan als wij melaats zijn, Hij zit met ons in de gevangenis en Hij staat midden tussen ons zondaars. Zo opent zich de enorme ruimte van Gods barmhartigheid, zo past het dat Gods gerechtigheid vervuld wordt, en in die radicale onderlinge verbondenheid horen wij Gods stem: ‘Dit is mijn zoon, mijn dochter, mijn veelgeliefde, in wie Ik welbehagen heb.’