5e zondag Veertigdagentijd B, 17 maart 2024
Afgelopen vrijdag las ik op mijn scheurkalendertje dat het de feestdag was van de H. Clemens Maria Hofbauer. Hij bleek de patroon te zijn van hopeloze gevallen. Nu dacht ik dat de H. Rita die taak toebedeeld had gekregen. Toen ik het ging opzoeken, ontdekte ik dat er meerdere heiligen zijn die je voor hopeloze zaken om hulp kunt vragen en er zijn verschillende redenen waarom ze die taak gekregen hebben. De H. Judas Thaddeus bijvoorbeeld, één van de apostelen. Omdat hij dezelfde naam draagt als Judas die Jezus verraden heeft, denken de mensen niet zo gauw aan hem en wordt hij weinig ingeroepen. Hij is eerder een heilige bij wie je terecht komt als je alle anderen al hebt gehad en je hoop dreigt te bezwijken.
De heilige Rita heeft tijdens haar leven bewezen dat ze met hopeloze gevallen overweg kan. Ze had willen intreden in een klooster, maar ze werd uitgehuwelijkt aan een man die haar mishandelde. Hij werd in een familievete gedood en ze dacht dat ze nu kon intreden, maar ze werd geweigerd, omdat er in het klooster ook een familielid van de moordenaar van haar man leefde. Dat zou te grote spanningen geven, dacht de overste. Nadat ze het voor de zoveelste keer gevraagd had, stelde de overste haar voor een onmogelijke opdracht: de familie van haar man en die van de moordenaar met elkaar verzoenen. Als dat lukte zou ze kunnen intreden. Niemand dacht dat ze dat voor elkaar zou kunnen krijgen, maar ze slaagde erin vrede te stichten tussen de twee families, en zo kon ze eindelijk intreden.
De H. Judas is dus patroon voor hopeloze zaken omdat we pas aan hem denken als we alle hoop al hebben opgegeven. De H. Rita, omdat ze in haar leven vrede bewerkt heeft waar alle anderen de hoop hadden opgegeven. En dan is er nog de H. Clemens Maria Hofbauer. Volgens het kalenderblaadje was hij een redemptorist die verschillende pastorale projecten opzette, maar met zoveel tegenwerking en tegenslag werd geconfronteerd dat niets lukte tijdens zijn leven. Kloosterstichtingen in Warschau en, toen hij daar verdreven werd, in Oostenrijk liepen op niets uit. Maar hij bleef doorzetten. Hoop over de dood heen.
‘Als de graankorrel niet in de aarde valt blijft hij alleen, maar als hij sterft, brengt hij veel vrucht voort.’ En aan het eind van de evangelielezing: ‘wanneer Ik van de aarde zal zijn omhoog geheven zal Ik allen tot Mij trekken.’ Het Paasmysterie brengt ons steeds weer bij de hoop in hopeloze gevallen. Als we waken bij een stervende medezuster, zingen we het klein danklied voor haar in de vaste hoop dat ze niet vallen kan dan in Zijn hand. We gedenken de martelaren die hun leven gegeven hebben en na hun dood doorgaan met leven geven en die vrucht dragen, meer dan ze bij hun leven hebben kunnen doen. De postulator van de Orde wacht op een wonder om de martelaren van Algerije heilig te kunnen verklaren, maar wie kan weten hoeveel hoop ze al gegeven hebben en hoeveel vrede ze gezaaid hebben in harten over de hele wereld?
We zijn op weg naar Pasen, naar het feest van de zekere hoop dat alle hopeloze zaken in onze wereld en in onszelf niet hopeloos zijn. Dat Jezus in de hopeloosheid van het kruis ons redt en leven schenkt. We mogen Hem volgen en Hem meer liefhebben dan ons leven, Hij die de Waarheid is, het Licht en onze vrede.
Leer ons aanvaarden dat ook wij moeten sterven om vrucht te dragen voor het eeuwig leven.