5e Paaszondag 28 april 2024
Vorige week, bij de regionale vergadering, kregen we het op een avond over de catechismus. Hoe we erop kwamen weet ik niet, maar iemand zei vraag 1 op, zoals hij dat vroeger geleerd had: Waartoe zijn wij op aarde? Antwoord: Wij zijn op aarde om God te dienen en daardoor hier en in het hiernamaals gelukkig te zijn.
Toen ik er gisteren enkele zusters naar vroeg, kon niemand zich die vraag herinneren. Ik was een beetje verwonderd. Maar gelukkig hoeft dat niet te betekenen dat ze hun catechismus niet geleerd hebben. Na enig onderzoek bleek dat er een Vlaamse en een Nederlandse catechismus was. ‘Waartoe zijn wij op aarde?’ is de eerste vraag in de Nederlandse schoolcatechismus die voor Vaticanum II gebruikt werd. De Belgische bisdommen hadden een eigen catechismus, waarvan de eerste vraag – minder existentieel – luidde: Wat is de catechismus? Al was dat niet de eerste vraag die je als kind leerde. In het eerste leerjaar begon men met vraag 7: Wat is het teken van de christenmens? En verderop komt vraag 51 (voor het derde leerjaar): Waartoe is de mens geschapen? Antwoord: De mens is geschapen om God te kennen, te beminnen en te dienen in dit leven, en Hem eeuwig te aanschouwen en te genieten in de hemel.
Waartoe zijn we hier op aarde? Wat is het doel van mijn leven? God dienen. Dat is de manier waarop we tot onze bestemming komen en gelukkig worden. Niet een moeilijke en zware taak hier op aarde, waar je van alles tegen je zin moet doen, maar waar we dan uiteindelijk eens voor beloond zullen worden. Zo zou de Regel van de Meester het opvatten. Maar net als in de RB is God dienen de vervulling van het verlangen dat in ons hart ligt. Ook als het moeilijk en zwaar is, zou je toch niet gelukkig zijn als je de weg van de minste weerstand koos en je van God afkeerde, Hem verloochende, of Hem zou verraden. Petrus en Judas werden niet gelukkiger toen ze de band met Jezus doorsneden. ‘Ik ben de ware wijnstok’, zegt Jezus. Voor een rank is er geen leven zonder verbondenheid met de wijnstok. Als zijn levenssap niet door ons heen vloeit, verdorren wij. ‘Blijft in Mij, dan blijf Ik in u.’ In de Belgische catechismus wordt dan ook niet alleen van God dienen gesproken, maar ook van Hem kennen en beminnen. Daarin zit het geluk hier op aarde eigenlijk al vervat. ‘U kennen, uit en tot U leven, Verborgene die bij ons zijt … o Christus, die voor ons begin en einde zijt, der wereld zin.’ Het geluk van de hemel is dan de aanschouwing: dat je Degene die je kent en bemint en dient, zult zien van aangezicht tot aangezicht.
De Heidelbergse catechismus, protestants, uit 1563, heeft het in de eerste vraag niet over geluk, maar over troost: Vraag 1: Wat is uw enige troost, beide in leven en sterven?
Antwoord: Dat ik met lichaam en ziel, beide in leven en sterven, niet mijn, maar mijns getrouwen Zaligmakers Jezus Christus eigen ben, … Wat is je troost in de moeilijkheden van het leven, in tijden van angst en van pijn? Dat ik niet aan mezelf toebehoor, maar dat mijn leven en mijn sterven van God zijn. Of, liever nog, dat mijn lichaam en ziel, in alles wat mij overkomt tot over de dood heen, van Christus zijn die trouw blijft en mij vasthoudt. En daar komt het geluk toch om de hoek kijken als Jezus onze Zaligmaker genoemd wordt. Zaligheid, dat is de hoogste mate van geluk. Zalig, gelukkig worden we gemaakt door Hem, doordat Hij ons bevrijdt van wat ons van Hem gescheiden houdt, en doordat Hij de verbinding steeds wil herstellen als wij het contact verbroken hebben. Vergeving is het kostbare geschenk van Gods liefde die ons niet loslaat.
‘Los van Mij kunt gij niets’.
Wat is het geluk van de rank? Dat is niet een zelfstandig bestaan. Zonder de wijnstok heeft de rank geen leven. Ze is als het ware eigendom van de wijnstok met lichaam en ziel. Als ze haar afhankelijkheid ontkent en zijn bloed niet door haar aderen stroomt, verdort ze en gaat dood. Het geluk van de rank is ook niet een ongebreidelde groei, een steeds meer ruimte innemen. Haar bestemming is niet woekeren, het is vrucht dragen. Ze bestaat niet voor zichzelf. Ze leeft om vrucht te dragen, een vrucht die ze niet zelf kiest. De wijnbouwer snoeit misschien weg wat ze zelf zo’n mooie druiventros vond worden.
Het geluk van de rank is toe te behoren aan Christus, de wijnstok, en in verbondenheid met Hem de vrucht te dragen die God verlangt. Het geluk van de rank is God te dienen en bij alle mislukkingen te weten dat Hij ons niet loslaat, zelfs niet als wij dachten het zonder Hem te moeten doen.
Moge Hij ons doorstromen en vrucht laten voortbrengen.