4e Paaszondag – Roepingenzondag, 30 april
4e Paaszondag
Het is vandaag roepingenzondag. We kunnen extra bidden om roepingen, bidden voor wie een roeping onderscheiden, en wat we ook kunnen doen: bidden voor onze eigen roeping. Iemand met een cisterciënzer roeping ontvangen in onze gemeenschap kunnen we ook alleen maar doen als we zelf onze roeping beleven. Anders houd je wel een gemeenschap in stand, maar waarvoor? We zijn hier tenslotte niet om Klaarland zo lang mogelijk overeind te houden. We zijn hier ook niet om rustig in onze vertrouwde omgeving te kunnen blijven. We zijn hier enkel en alleen om antwoord te geven op de Stem van de Heer die ons hier geroepen heeft. Dat is een avontuurlijk bestaan en vraagt heel onze inzet, onze ijver zou Benedictus zeggen. Als iemand bij ons komt meeleven, hoop ik dat ze dat proeft: vurigheid in het God zoeken, ijver voor de praktische levensregels die het monastieke leven ons stelt om te groeien in geloof, hoop en liefde, om ruim van hart te worden, zodat God steeds meer ruimte krijgt om in ons te wonen.
Dat is een taak voor iedere dag. Zoals Bernardus dagelijks zichzelf de vraag stelde: ‘Bernardus, waartoe ben je hier gekomen?’, zo kunnen we ook iedere dag vragen: ‘Heer, waartoe roep Je me vandaag?’
Het zou kunnen dat dat nogal vermoeiend klinkt: avontuur, inzet, ijver, iedere dag opnieuw. We weten allemaal dat het kloosterleven, ondanks de schijn van rust, ook heel vermoeiend kan zijn. Maar als je alleen maar denkt: ‘Wat moet ik allemaal doen?’, dan is het tijd om een ander beeld tevoorschijn te halen: het beeld van schapen met een herder. Luisteren naar de stem van de Heer is niet luisteren naar de stem van een opdrachtgever voor wie je allerlei klussen moet doen of problemen moet oplossen. Het is luisteren naar de stem van een Herder die zorg voor je draagt, die je naar grazige weiden leidt of thuis brengt in de stal, die je niet in de steek laat als je ziek bent, of niet meer verder kunt, of verdwaalt.
Een tijd geleden zei een zuster me dat ze nu de waarde van gehoorzaamheid ontdekt had. Ze moest al tijden, eigenlijk tegen haar zin, gehoorzamen aan haar priorin die zei dat ze vroeger moest gaan slapen en niet naar de completen en de vigiliën komen. Nu heeft ze ontdekt dat dat is wat ze nodig heeft: extra rust en extra slapen, en dat het langzaam beter gaat. Luisteren naar de stem van de Herder is iets anders dan luisteren naar de stem van de baas. Het is Hem volgen en vertrouwen dat Hij weet wat goed voor ons is, en ons leidt naar waar we moeten of mogen zijn. De weg kan lastig en soms pijnlijk zijn, vermoeiend ook, maar de zekerheid die we hebben is dat de Herder ons Thuis brengt.
Hoe zit het nu met luisteren naar de stem van de Heer en luisteren naar de stem van de overste? Benedictus lijkt dat wel op één lijn te zetten als hij zegt: zij weten van geen uitstel als de overste iets beveelt, alsof God zelf het bevel gegeven had, en verderop in RB 5: De gehoorzaamheid, die aan de oversten wordt bewezen, wordt aan God zelf bewezen, want Hij heeft gezegd: “Wie u hoort, hoort Mij”. Is dan het woord van de overste gelijk aan het woord van God?
Ik vermoed dat iedereen hier in huis weet dat dat niet het geval is. En zelf weet ik het ook. Wie abt of abdis is, heeft niet opeens een directe lijn naar boven. Een overste zoekt nog meer dan anderen naar de wil van God. Wat zou het gemakkelijk zijn als je maar hoefde te spreken om te horen wat God zegt!
Benedictus houdt duidelijk rekening met het feit dat de overste zijn of haar fouten, zonden en gebreken heeft. ‘Doet wat ze zeggen, niet wat ze doen’, raadt hij aan waar de overste zelf steken laat vallen. En als je ziet dat een opdracht niet goed is, dan moet je de abt erover aanspreken en niet zomaar doen wat hij – of zij, in ons geval – zegt. De heilige Teresa is het met hem eens. Ze voelt niets voor blinde gehoorzaamheid die klakkeloos een onzinnige opdracht uitvoert. ‘Lieve zuster, God heeft je verstand gegeven. Dat is om te gebruiken!’ roept ze uit. En een andere keer: ‘Mijn God, waar moet dat heen? Alsof we nog niet dom genoeg waren van nature, willen we het nu nog worden door genade!’
De stem van de overste is niet letterlijk de stem van God. Maar de vraag voor iemand die gehoorzaamheid beloofd heeft volgens de Regel is ook niet: ‘Heer, wat wilt U dat gedaan wordt?’, maar: ‘Heer, wat wilt U dat ik doe?’ Het doel van de gehoorzaamheid is de relatie van liefde met God, niet het nut van de handeling. Het kan best zijn dat een andere handeling objectief gezien beter zou zijn, maar als God had gekozen voor de meest efficiënte manier om de wereld te besturen dan had Hij de mens waarschijnlijk nooit geschapen. De waarde van de gehoorzaamheid die wij beloofd hebben, zit niet in het belang van de daad. Het hoeft niet zo te zijn dat we op deze manier altijd de best mogelijke handelingen doen. God kan werken met onze geslaagde plannen en met de dingen die ons heel goed toeschenen, maar die grandioos mislukken, en met alles er tussenin. De waarde van de gehoorzaamheid zit in de liefde die haar bezielt. En soms gebruikt onze Heer de gehoorzaamheid om ons iets goeds te laten doen wat we zelf nooit bedacht hadden. Hij kan zelfs de overste inspireren om een zuster een echt goede opdracht te geven.
Mogen we vandaag en de komende week vol vertrouwen luisteren naar de stem van onze Herder, hoe en door wie Hij ook tot ons spreekt.