3e zondag veertigdagentijd
‘Woord uit Gods mond, bron van onze hoop’ zingen we in de veertigdagentijd als acclamatie na het evangelie. Jezus die met een zweep koeien en schapen en mensen de tempel uitdrijft, is dat een bron van hoop? En bovendien horen we dan nog dat Hij geen vertrouwen in ons heeft, omdat Hij weet wat er in ons zit. Zou je daar hoopvol van worden?
Woord uit Gods mond, bron van hoop. Er klinkt in ieder geval een hoopvol woord, als Jezus antwoordt op de vraag wat voor teken Hij kan laten zien: ‘Breekt deze tempel af en in drie dagen zal Ik hem doen herrijzen.’ De tempel van zijn lichaam zal afgebroken worden. In een onrechtvaardig proces zal Hij onschuldig ter dood veroordeeld worden. Hij zal mishandeld worden en als Hij gekruisigd wordt, blijven zijn leerlingen in angst en wanhoop achter. Maar hier al, helemaal in het begin van het Johannesevangelie, klinken woorden van hoop. ‘In drie dagen zal Ik hem doen herrijzen.’ Niet de macht van de hogepriesters of van een opgezweepte menigte, niet de macht van de Romeinen, niet een macht die dood en verderf zaait, heeft het laatste woord. Jezus zal gedood worden, maar de dood kan Hem niet vasthouden, zijn Stem kan niet gesmoord worden. Zijn lichaam zal herrijzen op Paasmorgen, en zijn Woord zal over de hele aarde verkondigd worden. Zijn lichaam breidt zich uit.
Dat is een bron van hoop voor allen die Hem liefhebben, voor de martelaren die hun leven geven omdat zijn liefde boven alles gaat, voor wie strijden voor de waarheid en voor gerechtigheid. Een bron van hoop, ook als we de krant lezen en horen dat Navalny vermoord is. Het kwaad kan doden, maar het kan niet Degene die de Waarheid is en het Leven uit de weg ruimen. Hij is de Weg. In Hem zijn we samen op weg naar het Koninkrijk.
Hoop op Jezus’ verrijzenis en op ons leven in Hem, ja. Maar hoe zit het met Jezus’ gebrek aan vertrouwen in ons en zijn hardhandige optreden in de tempel? Waar is dan de bron van hoop?
Ik moet zeggen dat ik eerder de hoop zou verliezen als Hij wel vertrouwen had in de mensen. Nu, zegt Johannes, wéét Hij wat er in de mens zit. Hij kent me dieper dan ik mijzelf ooit ken en Hij heeft geen illusies over mij, al kan ik soms zelf wel illusies hebben. ‘Al zullen allen U verlaten, ik nooit!’ zegt Petrus. Maar Jezus weet wel beter. Hij weet heel goed wat er in ons hart zit en waartoe we in staat zijn, maar Hij laat ons niet vallen. Iemand die je door en door kent en die toch je vriend is, dat is een bron van hoop. Dan hoef je je niet beter voor te doen dan je bent, niet jezelf achter een masker te verschuilen. Dan hoeven we ook niet te denken dat alles van ons afhangt, van onze goede plannen en goede daden. Uiteindelijk hangt het niet van ons af, al worden we wel helemaal ingeschakeld, als deel van het lichaam van Christus, wandelend in de goede werken die God tevoren bereid heeft.
En de zweep in de tempel dan? De tempel is beeld van de Kerk, zei Origenes vanmorgen in de vigilielezing. We weten allemaal dat de Kerk reiniging nodig heeft. Het oordeel begint bij het Huis Gods. Ten diepste verlangen we ook naar die zuivering, naar een Kerk waarin misstanden niet worden toegedekt of ontkend, maar worden rechtgezet. Jezus gebruikt zijn zweep ook niet in blinde woede. Hij slaat er niet zomaar op los. De zweep is om de koeien en schapen en hun handelaars naar buiten te drijven, maar bij de duiven gebruikt Hij alleen zijn stem. ‘Weg met dit alles’ zegt Hij tegen de duivenverkopers. Met zorg en aandacht en tegelijk doortastend wordt de tempel gereinigd.
Moge Hij zo ook de tempel die wij zelf zijn reinigen in deze veertigdagentijd. ‘Uw lichaam is een tempel van de Heilige Geest’, zegt Paulus. Maar ook in ons is van alles wat niet thuishoort in Gods tempel. De heilige Efrem bidt:
Mijn God en Heer van mijn leven,
bevrijd mij van de geest van luiheid
van ontmoediging
van eigen wil
van ijdele woorden.
Maar de geest van kuisheid
van nederigheid
van geduld
en van liefde
verleen die aan uw dienaar.
O mijn God en mijn Koning
maak dat ik mijn eigen zonden zie
en niet mijn naaste veroordeel
want Gij zijt gezegend
in de eeuwen der eeuwen.
Amen.
Efrem de Syriër
Jezus hoeft niet letterlijk koeien en schapen en duiven uit ons hart te verdrijven, maar wel iets anders: luiheid, als we ons eigen comfort zoeken en geen zin hebben om onszelf te geven; ontmoediging, als we denken dat het toch nooit iets wordt met ons; eigen wil, als we niet luisteren naar de ander, maar onze eigen zin of eigen mening boven de rest stellen; en ijdele woorden, als we negatief spreken over een ander of onze geest en de oren van onze medezusters vullen met dingen die niet echt onze aandacht waard zijn.
Bevrijd ons Heer van al die beesten in ons, en verleen ons uw Geest van kuisheid, van nederigheid, van geduld en van liefde. Vervul de hoop die Gij in ons hart gelegd hebt.