32e zondag B, 10 november 2024
Wat doen die twee penningen van de weduwe ertoe? Wordt daar de nood van de wereld iets door gelenigd? Kan ze ze niet beter voor zichzelf gebruiken?
Maar Jezus kijkt naar haar. Hij had haar kunnen tegenhouden en zeggen: ‘Houd dat geld maar voor jezelf. Je hebt het hard nodig en voor de tempel maakt zo’n klein bedragje toch niets uit’, maar dat doet Hij niet. Hij prijst haar alsof zij de enige is die begrepen heeft waar het om gaat. En dat is ook zo. Deze arme weduwe staat in dezelfde lijn als de weduwe van Sarepta die haar laatste meel en olie aan de profeet Elia gaf, zodat God hem de komende jaren in leven kon houden, en haar en haar zoon erbij. Ze hoort bij de kleine jongen die zijn vijf broodjes en twee vissen aan Jezus gaf voor een menigte van duizenden mensen. En ze hoort bij Jezus zelf die zijn leven gaf om leven te geven aan de wereld. Een beetje meel, vijf broodjes, één enkel mensenleven, het stelt op zich weinig voor, maar God doet er veel meer mee dan wij ons kunnen voorstellen.
De arme weduwe geeft haar twee penningen, alles waar ze van leven moest, zonder zich te bekommeren over het effect ervan op alle nood in de wereld. Wat ze doet is net dat wat zij alleen kan doen: haar leven geven aan God, hoe klein dat leven ook is. Ze volgt als het ware de kleine weg van de heilige Thérèse. Er zijn er maar weinigen die geroepen zijn tot grote dingen, tot invloedrijke daden, tot getuigen voor koningen en tot het martelaarschap. Maar, zo zegt Thérèse, er is continuïteit tussen de antwoorden die wij geven op de alledaagse situaties waarin we ons bevinden, en de grote antwoorden van heiligen en martelaars. Een glimlach geven als je er niet voor in de stemming bent, is maar een cent. Maar het begint met betrouwbaar zijn in het kleine, datgene doen wat nu van je gevraagd wordt, je leven geven in kleine alledaagse daden. De kleine dingen die we doen of die we nalaten hebben betekenis. God lijkt een voorkeur te hebben voor het kleine en het is daarmee dat Hij werkt.
Dorothy Day schrijft in haar boek ‘Loaves and Fishes’: Een groot kwaad in onze tijd onder degenen die niet in de directe nabijheid van de lijdende armen zijn, is hun gevoel van futiliteit, van zinloosheid. Jonge mensen zeggen: ‘Wat voor goed kan één mens doen? Wat is de zin van onze kleine inspanning?’ Ze kunnen niet zien dat we één steen per keer moeten leggen, één stap per keer zetten; we kunnen alleen verantwoordelijk zijn voor de handeling van het huidige moment, maar we kunnen bidden om een toename van liefde in ons hart, die al onze individuele daden leven zal inblazen en transformeren, wetend dat God ze zal nemen en vermenigvuldigen, zoals Jezus de broden en vissen vermenigvuldigde.
Wie weet wat de glimlach van de kleine Thérèse tegen een lastige medezuster wereldwijd voor gevolgen heeft gehad?[1]
Bij alle grote zorgen vandaag de dag kun je wanhopig worden en je machteloos voelen. Wat kunnen we nog ten goede doen? Maar dan verschijnt de arme weduwe die koppig haar twee penningen in het offerblok werpt en weigert alleen aan zichzelf te denken. De kleine jongen komt achter haar aan met zijn broodjes en visjes en in alle eenvoud stelt hij ze ter beschikking voor wie honger heeft. En wij gaan naar de kerk en bidden om vrede. Heeft dat dan zin? Ja, zei Justin Welby op de bijeenkomst van Sant’ Egidio, dat heeft zin. Met het gebed vertrouwen we onze angst toe aan de eeuwige hoop dat het licht de duisternis ooit zal overwinnen… we vertrouwen onszelf toe aan Hem die zichzelf uit liefde aan ons gegeven heeft. Ten tweede: het gebed brengt ons in harmonie met Gods wil. En Gods wil is vrede, voor iedereen, en liefde en hoop. Ten derde inspireert het gebed onze verbeelding …
Je toevertrouwen aan Hem die zichzelf gegeven heeft, zodat de hoop in je hart herleeft, en de moed om te geven. En dan meegaan in die beweging van geven, je wil gelijkvormig laten worden aan Gods wil. Het gebed inspireert onze verbeelding, zegt Justin Welby tenslotte. Niet dat we in een droomwereld gaan leven, maar wel dat we gaan zien dat er een andere wereld is dan de wereld van oorlog, van strijd om macht, van eigenbelang en onverschilligheid, een wereld waar de vreugde van het delen telt, en niet het isolement van het grijpen. We worden burgers van het Rijk van God. Arme weduwen en kleine jongens worden onze vrienden en leermeesters. En Jezus, de Levende, gaat met ons mee.
Moge Hij ons de moed schenken om in de kleine daden van iedere dag onszelf te geven, en moge Hij onze schamele penningen nemen en ermee werken tot heil van de wereld.
[1] Robert Ellsberg, The Living Gospel, p.8-9