32e zondag A
Wie ontbreekt er in de gelijkenis van vandaag?
De bruid. Er is een bruiloft, er is een bruidegom, er zijn tien meisjes die uitkijken naar de bruidegom, er zijn mensen die roepen dat hij eraan komt, maar over een bruid wordt niet gesproken. Is dat cultureel bepaald? Wordt alleen de man genoemd en wordt over de vrouw gezwegen, krijgt ze geen stem? Maar het Hooglied, toch een bruiloftslied, is duidelijk tweestemmig. Enkele vroege handschriften misten ook de bruid en ze hebben haar toegevoegd. De bruidegom kan toch niet alleen aankomen om bruiloft te vieren. Daar heb je een bruid bij nodig. De meisjes trekken dus uit, de bruidegom en bruid tegemoet.
Maar misschien noemt Jezus bewust de bruid niet als Hij spreekt over het Koninkrijk. Want wie is de bruid dan? Allen die Hem liefhebben. Er is in deze gelijkenis een bruidegom en er is een meisje, of liever, er zijn tien meisjes, een soort collectieve bruid. Alleen één met een gespleten persoonlijkheid, zodat de bruidegom het huis binnengaat met de bruid die hij kent, en niet met de meisjes die geen olie bij zich hebben.
Alle tien de meisjes gaan de bruidegom tegemoet met brandende lampen. De intentie is goed. Het enige verschil is de olie. De verstandige meisjes hebben olie bij zich en de dwaze meisjes niet. Wat is dan de olie? Wat moeten we bij ons hebben om deel te hebben aan de bruiloft, om de bruiloftszaal binnen te gaan, om Christus te ontmoeten in een eeuwige relatie van liefde?
Zou die olie de liefde zijn, vraagt Augustinus zich af in dezelfde preek waar we vanmorgen uit lazen? De liefde gaat boven alles, boven de tongen van engelen, boven profetie, boven kennis van alle geheimen, boven geloof dat bergen verzet. Olie is een geschikt beeld voor dat boven alles gaan van de liefde. Want, zegt Augustinus met een praktische ervaring uit de keuken, als je wat water in een glas doet en daarna schenk je er olie op, dan blijft de olie boven en het water onder. En zelfs als je eerst de olie in het glas doet en daarna het water, dan komt nog de olie boven.
De lampen branden bij alle tien. Er is een goed voornemen, maar de olie van een leven dat zich geeft aan Christus draagt niet iedereen bij zich. Brandende lampen maar zonder olie bij je te hebben, dat is een herkenbare ervaring: ik vermoed dat we allemaal wel momenten hebben dat de lamp wel brandt, ik doe de juiste dingen, maar mijn hart is er niet bij. En dat is niet genoeg. Dat is niet waar het wezenlijk om gaat. Isaac de Syriër zegt ergens: ‘God zal je niet oordelen omdat je de psalmen niet gezongen hebt. Hij zal je oordelen omdat je door de psalmen niet te zingen de deur hebt opengezet voor de Boze.’ Een uiterlijk goede daad die niet gegrond is in de liefde voor God is een galmend bekken. En het achterwege laten van goede monastieke vormen is niet op zich iets wat God afkeurt. Het is gevaarlijk voor ons omdat onze liefde erdoor verkilt. Het officie, de lectio, de stilte in huis, dat alles voedt de vlam van de liefde. Het brengt ons leven op de juiste toon. En hoe kunnen we de Heer ontmoeten als we niet met heel ons leven, met hart en ziel en handen naar Hem verlangen?
Olie is niet iets wat een ander je op het laatste moment kan geven. Dat verlangen de dwaze meisjes. Bij het ontwaken ontdekken ze wat hun ontbreekt en dan moeten de anderen olie geven. De bruidegom moet de deur voor hen opendoen. Ze weten wat de anderen moeten doen, wat hun medemensen moeten oden, wat God moet doen, maar zien ze wat ze zelf niet gedaan hebben? De olie staat voor de zelfgave, onze overgave aan God, onze inzet uit liefde. Het is tegelijk Gods gave en onze wedergave. Hij heeft ons het eerst liefgehad.
Ik vond bij het opruimen een citaat van Jonathan Sacks dat ik nu weer kwijt ben: ‘De wereld is Gods vraag. Wat wij doen met ons leven is het antwoord dat we geven op die vraag.’ De olie die we bij ons dragen is de inzet van ons leven als antwoord op Gods vraag, als antwoord op Jezus’ liefde, de liefde van de Bruidegom. En al willen we alles delen, dit is iets wat ieder alleen zelf kan geven.
Jezus vertelt de gelijkenis aan de mensen om Hem heen, aan ons, nu we nog wakker zijn. Nu we nog voor olie kunnen zorgen. En als Hij zichzelf beschrijft als bruidegom, dan laat Hij zo zijn hart zien, zijn liefde die verlangt naar de bruid voor wie Hij zijn leven geeft. Een uitnodiging om stil te worden en te vragen: Wat wil Je dat ik doen zal?