31e zondag A
Op de studiedag die we hadden met de oversten over misbruik van macht en gezag, kregen we het over hoe je als abt of abdis wordt aangesproken: met vader abt of met broeder X? Het bleek dat we in de vrouwenabdijen ‘zuster’ zeggen of alleen de voornaam, en in veel mannenabdijen is het ‘vader abt’. Een interessant verschil. Ligt het aan het verschil tussen de vaderrol en de moederrol? Er zijn ook kloosters waar de abdis wordt aangesproken met ‘moeder abdis’, of ‘moeder X’, of zelfs alleen met ‘moeder’. De abten zeiden er wel bij dat het niet ‘vader’ alleen is. Dat zou voor hen niet kunnen. Het ‘abt’ dat erbij hoort, geeft een kwalificatie aan het vaderschap.
Er is vanuit de Regel misschien voor allebei iets te zeggen. Benedictus zegt in RB 2 dat de abt nooit mag vergeten hoe hij genoemd wordt. ‘Abba, Vader’ is een goddelijke naam, en als abt ben je vertegenwoordiger van Christus. Dan moet de abt ook met daden de naam die hij draagt waar maken. Anderzijds heeft Benedictus het zelden over ‘zonen’. Hij spreekt over broeders. De structuur van een klooster is niet een vader en zonen, maar een vader en broeders. Als dat broeder zijn voorop staat, kun je de abt ook als broeder aanspreken.
In ieder geval lijkt het evangelie de voorkeur te hebben voor het laatste: ‘noemt niemand van u op aarde vader; gij hebt maar één Vader, de hemelse.’
Wij zijn allen broeders. En in dat samenleven als broeders en zusters zijn we op weg naar de Vader, verlangend naar Hem en naar zijn Rijk. Niet verloren als kinderen die ver van huis verdwaald zijn, maar onder geleide van onze oudste Broeder Jezus. Hij is onze meester en leraar op aarde.
‘Laat u geen rabbi noemen’, zegt Jezus. De Farizeeën tegen wie Jezus hier protesteert, hielden ervan zo aangesproken te worden. Het betekent dat mensen naar je opkijken, maar dat is niet de houding van broeders en zusters. We hebben op aarde één Meester, didaskalos in het Grieks, en één Leraar, catechetes in het Grieks, en dat is Jezus zelf. Bij Hem in de leer gaan doe je niet om zelf eens ook meester of leraar te worden. Wat Hij leert is niet een stof die we op den duur wel zullen beheersen. Hij leert ons de Vader kennen en groeien in die kennis is steeds dieper leerling worden. Ieder eindpunt dat je lijkt te bereiken is weer een beginpunt om nog dieper God te leren kennen met heel je wezen. Gregorius van Nyssa gebruikt hiervoor het begrip “epectase”, waarin 2 Griekse voorzetsels zitten: epi en ex. Het voorzetsel “epi” duidt op het reëel beslag op iets leggen, op de innerlijke aanwezigheid van God; “ex” wijst op het uitgaan uit zichzelf, op de oneindige transcendentie van God. De ziel zal tot in eeuwigheid doorgaan zich om te vormen in God, zonder Hem ooit gelijk te worden. Ze dringt steeds verder door in de oneindige diepten van de goddelijke duisternis, en iedere vooruitgang wordt weer een nieuw vertrekpunt, zodat God een telkens nieuwe realiteit is.
Broeder Simeon schrijft:
Wij worden broeders en zusters door ons leven te ontvangen van de Waarheid die belichaamd en meegedeeld wordt in en door Christus. De absolute uniciteit en centraliteit van Christus in de Kerk en in de mensheid neemt de last van competitie en geldingsdrang weg van de leerlingen: ze zijn vrij om niets anders dan broeders te zijn rondom hun gemeenschappelijke Leraar. Ze kunnen meteen beginnen met het leven van de waarheid in plaats van het eindeloze argumenteren over de waarheid in allerlei scholen van denken en interpretatie.
Christendom gaat veel meer over leven dat gedeeld wordt in Christus dan over een correcte uitwerking van de leer volgens verschillende scholen en methodes. Een ware leer is een noodzakelijk onderdeel van de christelijke realiteit in deze wereld, maar enkel en alleen om het gemeenschappelijk leven van broeders en zusters in hun thuis, de Kerk, te ondersteunen, te voeden en te bevorderen.
Laat je geen leraar of meester noemen, en noem niemand op aarde vader. Alle vaderschap is afgeleid van onze enige Vader die in de hemel is. En alle echte leraarschap is een afglans van onze enige Leraar, de Christus. Dat maakt ons vrij om als broeders en zusters samen Jezus te volgen op weg naar het eeuwige leven, naar ons vaderland in de hemel. Om onze aandacht te richten op Hem in alles wat we doen en in allen die we ontmoeten. Niemand hoeft meer te zijn dan een ander, want het is de vreugde van de Vader dat Hij ons de genade gegeven heeft zijn kinderen te worden.
Laat dat onze vreugde zijn, dat we, vertrouwend op die liefde van onze Vader, samen Christus volgen en elkaar hoogachten en ondersteunen.