31 december 2023
“- weldra komt de nacht.
Tegen het verleden: dank,
tegen de toekomst: ja!”
Dat schreef Dag Hammarskjöld bij het begin van het jaar 1953 in zijn dagboek. Het was het jaar waarin hij tot secretaris-generaal van de Verenigde Naties zou worden gekozen.
‘Tegen het verleden: dank, tegen de toekomst: ja!’
Het is vandaag oudejaarsdag. We staan op een drempel, kijken om naar het afgelopen jaar, en kijken vooruit naar het onbekende.
Het is ook het feest van de Heilige Familie met de lezing uit Lucas waarin de pasgeboren Jezus wordt opgedragen in de tempel. Ook als het ware een moment van dankbaarheid en ja zeggen tegen de toekomst. Het Kind wordt aan God opgedragen want het behoort aan Hem toe, en tegelijk nemen Jozef en Maria de zorg op zich met alles wat dat in zal houden, ook als dat betekent dat Maria’s ziel door een zwaard doorboord zal worden.
Het is vandaag een dag om terug te kijken en dankbaar te zijn. Misschien niet zozeer om de goede dingen, de gelukkige uren, de onverdiende voorspoed, al kun je daar zeker dankbaar om zijn. Maar meer nog kunnen we danken dat we niet alleen onze weg hoeven gaan, maar dat Jezus onze weg gegaan is en onze Reisgenoot was in het afgelopen jaar. Soms is dat heel duidelijk en het is goed om dat vast te houden in het bewustzijn, om het nog te weten in tijden dat we het niet voelen. Dankbaarheid omdat we aan Hem toebehoren en Hij ons vasthoudt.
En vannacht vieren we de overgang naar het nieuwe jaar, een stap in het onbekende. ‘Tegen de toekomst: ja!’ Kun je zomaar ja zeggen tegen een toekomst die je niet kent?
Ik las een tijdje geleden aan artikel van Miskotte over zuivere moed en ik zal er wat uit voorlezen:
Een christen zegt niet, dat het bestaan goed is, omdat hij het goed vindt; hij zegt niet, dat het bestaan slecht is, omdat hij het slecht vindt. “God zag al hetgeen Hij gemaakt had en zie, het was zéér goed!” dat werd hem gezegd en hij heeft het gehoord. God spreekt: “Zie, Ik maak alle dingen nieuw!” – en dit spreken heeft hem getroffen als openbaring, als zelfmededeling van de Vader … Daarom verlangt hij naar de hemel en vreest de poorten van de dood door te gaan; daarom strekt hij zich uit naar de jongste Dag en huivert in en met de wereld voor de weeën die voorafgaan; daarom handelt hij niet met de moed der idealisten noch met de moed der vertwijfelden, maar met een zuivere moed, met de moed der kinderen. Kinderen immers zijn óf zo, dat ze geen gevaren zien óf zo, dat ze bij elk gevaar, dat zichtbaar wordt, grijpen naar de hand, de arm, het kleed, de nabijheid van moeder of vader. Ze hebben geen houding dan die van de grenzeloze moed er argeloos op uit te gaan èn de simpele moed zich, argeloos, prijs te geven aan die Ene, die mét hen staat tégen de wereld, zodra deze dreigend wordt. …
Ze hebben geen eigen basis en geen eigen plan en geen eigen doel, ook al zouden ze als politicus of econoom of beleidsmaker een basis, doel en plan aanvaarden en benutten. … Ze hebben in plaats van een basis een huis, in plaats van een doel een belofte en in plaats van een plan een gebod![1]
Geen theorie of wereldbeschouwing als basis, maar een thuis bij de Heer, huisgenoten van God en burgers van het Rijk der hemelen in wat voor rijk we hier op aarde ook wonen. En niet een doel waar we naar toe moeten werken, maar een belofte waar we op vertrouwen kunnen; en meewerken natuurlijk, maar wetend dat ons slagen en falen de belofte niet verhinderen kan. In plaats van een plan een gebod. Dat maakt het leven eenvoudig. We hoeven niet een tactiek uit te stippelen om een doel te bereiken. Allereerst is er het gebod en ons leven mag een antwoord worden op het dubbelgebod van de liefde.
Laten we dan met Maria ja zeggen tegen de toekomst, tegen het nieuwe jaar in vertrouwen op de Heer die in onze wereld gekomen is en ons meeneemt naar de Vader.
Dank voor uw nabijheid in het afgelopen jaar.
En: Ja, mij geschiede naar uw Woord ook in het jaar dat komt.
[1] K.H.Miskotte, In de Waagschaal VW I, p.90