26 februari, 1e zondag vastentijd
C.S. Lewis schrijft, als hij het heeft over zijn bekering: ‘Ik ging niet op het godsdienstige pad om gelukkig te worden. Ik wist allang dat daarvoor een fles port genoeg was.’
We zijn de veertigdagentijd binnen gegaan, een tijd van vasten, de fles port ontbreekt. Nu was die altijd al zeldzaam, maar ook andere eenvoudige geluksbrengers zijn in deze dagen afwezig. En toch is het alleen in het hoofdstuk over de veertigdagentijd dat Benedictus het woord ‘vreugde’ gebruikt. Tweemaal zelfs, en verder nergens. In v.6 schrijft hij: Op die manier kan ieder uit eigen beweging en met de vreugde van de Heilige Geest aan God iets aanbieden dat boven de maat van zijn verplichting uitgaat. En in v.7: laat hij dan met de vreugde van het verlangen, dat uit de Geest is, uitzien naar het heilige Paasfeest. Wat voor vreugde is dat?
Ik zou het een vreugde van bekering en van verwachting willen noemen.
Bekering associëren we vaak meer met berouw en verdriet over alles wat je verkeerd doet. Je bent jezelf weer tegengevallen en je denkt dat God dezelfde teleurstelling voelt. Het is om moedeloos van te worden, in plaats van beter lijken we slechter te worden, of in ieder geval lijkt er geen vooruitgang te zijn. De vastentijd is een tijd van bekering en dat betekent dat we met onze neus op de onaangename feiten worden gedrukt: we kunnen niet trots zijn op onszelf en God zal dus wel niet tevreden zijn over ons.
Berouw is natuurlijk een goede zaak. Ik zal niet het tegenovergestelde beweren. Het is het verlangen om in verbondenheid met God te leven, om ruimte voor Christus te worden, om je te laten leiden door de Geest, om vrij te worden voor een leven in de liefde van de Drieëenheid. Berouw is de erkenning dat ik me weer van Hem heb afgekeerd, dat ik gekozen heb voor een kleinzielig bestaan, dat ik anderen verwond omdat ik mezelf centraal stel. Maar al laten wij God los, daarom laat Hij ons nog niet los. Adam en Eva eten van de appel in het paradijs en wat zegt de Heer als ze tevoorschijn zijn gekomen? Hij zegt niet: ‘Dat had ik niet van jullie verwacht, jullie hebben Me erg teleurgesteld.’ Hij zegt hun wel wat de consequenties zijn van hun daad, en vervolgens gaat Hij kleren voor hen maken en Hij zelf kleedt hen aan.
Berouw hebben is verdrietig zijn, maar het gaat samen met de vreugde dat bekering mogelijk is. God zegt niet: ‘Laat verder maar zitten, het wordt toch nooit wat met jou.’ Hij gaat de kleren naaien die Adam en Eva nodig hebben door de zondeval. Hij komt in de wereld om zondaars op te zoeken en te redden. Niet de rechtvaardigen hebben een geneesheer nodig, maar de zieken. Hij maakt onze bekering mogelijk. Dat is reden tot grote vreugde. Ieder jaar komen er weer de veertig dagen van bekering. Je wordt niet van school gestuurd als je na 10 jaar nog niet het vereiste resultaat hebt bereikt. God heeft vertrouwen dat het goed komt, en Hij neemt de tijd. Op een of andere manier is het gemakkelijker om te veranderen wanneer iemand vertrouwt dat je het kunt, dan wanneer iemand je alleen maar aanwijst waar je veranderen moet en je op je fouten wijst. We krijgen veertig dagen van bekering omdat de Heer vertrouwt dat we ons steeds opnieuw naar Hem willen toekeren. Hij beluistert ons verlangen en antwoordt erop door ons de hand te reiken.
Vreugde van bekering betekent niet wanhopen aan je pogingen om je naar Hem toe te keren, maar geloven in de werkelijkheid van Gods vertrouwen. Het hangt uiteindelijk niet van ons af. Benedictus heeft het over de vreugde van het verlangen dat uit de Geest is, waarmee we uitzien naar het heilig Paasfeest. Er staat ons iets te wachten: bevrijding, leven, en het is die verwachting die onze vreugde is. Het is niet de vreugde van een fles port die de scherpe kantjes verdooft en je warm en doezelig maakt. Het is niet de vreugde dat alles goed is, want dat is het niet. Maar het is de vreugde van de zekerheid van de eindoverwinning, de zekerheid dat God alles goed zal maken en dat we dus niet bang hoeven te zijn voor de kwade machten die ons willen overheersen. De bekoringen zijn er nog steeds. In het evangelie staat al bij het begin van het verhaal dat de duivel Jezus op de proef komt stellen. Wat het extra lastig maakt voor ons is dat we vaak niet door hebben dat het de duivel is die ons op de proef stelt. Het lijkt soms gewoon verstandig of rechtvaardig wat hij zegt. Heb ik dat brood niet nodig? En het is toch niet terecht dat de ander meer aandacht of erkenning krijgt dan ik? En ik moet wel een beetje macht veroveren, want anders lopen ze me onder de voet. Maar Jezus heeft de duivel afgewezen en we weten Hem aan onze kant als we, met Hem, nee zeggen tegen de bekoringen. Omdat Hij nee heeft gezegd en bij alles de relatie met zijn Vader voorop heeft gesteld, kunnen we als het ware vrolijk en lachend de voorstellen van satan van de hand wijzen. Nee, dat is allemaal niet nodig. Er is ons iets veel beters beloofd en zouden we dat wegwerpen voor deze armzalige bekoringen?
Het is niet altijd gemakkelijk op het moment van de verzoeking om alles in het juiste perspectief te zien, maar laten we proberen ver genoeg te kijken. Wat verwacht je? Als we Pasen verwachten, het leven door de dood heen, het Koninkrijk, dan wordt de zekerheid van die verwachting de vreugde van ons leven. En dan ontdekken we Gods genade in onze bekering, in het afwijzen van de bekoringen, in ons dagelijks leven.
Mogen we leven van het brood dat Hij geeft en van het Woord dat komt uit zijn mond.