25e zondag A
Als de eigenaar van de wijngaard een beetje meer tact had gehad, zou hij eerst de werkers van het eerste uur hebben uitbetaald. Zij hadden een hele dag in de hitte gewerkt. Het zou logisch zijn dat ze ook het eerst hun geld kregen en naar huis konden. Bovendien hadden ze dan niet hoeven zien dat degenen die na hen kwamen evenveel kregen. Als de eigenaar dat wil doen dan is dat zijn goed recht, maar om nu ook aan de laatsten een denarie te geven onder de ogen van wie urenlang gezwoegd hebben, is misschien niet zo fijngevoelig.
De landeigenaar is echter niet zo fijngevoelig. Of in ieder geval niet tactvol op de manier van: ‘Laten we het hem maar niet zeggen, want misschien voelt hij zich tekort gedaan.’ Het kan zijn dat de landeigenaar met de laatsten wilde beginnen, zodat de eersten konden zien dat ook de werkers van het elfde uur het loon voor een hele dag kregen, en de eersten dus gerust konden zijn dat niemand honger hoefde te lijden. Maar blijkbaar was dat niet de grootste zorg van de eersten. Het kan ook zijn dat de landeigenaar wel wist dat zijn handelwijze opschudding zou veroorzaken, en dat hij die opschudding heilzaam vond. Het kan wel eens goed zijn om door elkaar geschud te worden door het onverdiende van Gods barmhartigheid. Isaac de Syriër waarschuwt ergens dat we ons niet druk moeten maken over Gods rechtvaardigheid, want die kennen we niet. Als het onszelf betreft, kennen we alleen zijn barmhartigheid. ‘Noem God niet rechtvaardig, want zijn gerechtigheid is niet zichtbaar als het over jou gaat. Al is je schuld tegenover Hem enorm, komt Hij je soms om betaling vragen? Integendeel, voor de kleine werkjes die je doet, schenkt Hij je grote beloningen.’[1]
En dus krijgt iedereen te zien dat de laatsten een volledig dagloon krijgen, leven voor henzelf en voor hun gezin, ze ontvangen het brood des levens. Als je aandacht en zorg gericht zijn op de ander, kun je je daarover verheugen. Ben je gericht op jezelf, bang om tekort te komen in vergelijking met anderen, dan is het aanstootgevend. En Jezus vertelt deze gelijkenis bewust om ons dat stootje te geven. Als we onszelf weer eens vergelijken met de ander en vinden dat de ander teveel krijgt in vergelijking met onszelf, dan is het goed om aan de voeten van Jezus te gaan zitten en te luisteren naar het verhaal van deze landeigenaar en zijn werkers. Want wat krijg ik te horen als ik protesteer tegen de onrechtvaardige behandeling?
De landeigenaar spreekt me aan met ‘vriend’. Ik schep afstand, ik trek een muur op, ik beschuldig hem, maar hij schiet niet in de verdediging. Hij laat mijn vijandige houding niet zomaar de relatie verbreken. Integendeel, na een dag werken in zijn wijngaard, noemt hij me ‘kameraad’, ‘vriend’. Het Griekse woord “hetairos” komt nog twee keer voor in het evangelie van Mattheüs. De eerste keer in de gelijkenis van de onwillige bruiloftsgasten. De koning heeft de mensen van de straat binnen genodigd en er is er één die niet feestelijk gekleed gaat. Dan vraagt de koning hem: ‘Vriend, hoe ben je hier binnengekomen zonder bruiloftskleed?’ De tweede keer in de hof van de olijven, waar Jezus Judas, zijn verrader, aanspreekt als vriend: ‘Vriend, zijt ge daarvoor hier?’
Als het aan Jezus ligt, wordt de vriendschap niet verbroken, maar groeit ze juist. En hoe kan ze groeien? Als Hij onze ogen geneest. ‘Is uw oog boos omdat Ik goed ben?’
Als de landeigenaar de werkers van het eerste uur gespaard had, eerst aan hen had uitbetaald om ergernis te voorkomen, dan was hun boze oog niet aan het licht gekomen. Ze zouden hun loon gekregen hebben, waren naar huis gegaan en er was in hen niets veranderd. Maar nu worden ze aangesproken op hun manier van kijken. Ze kijken boos, en ze worden uitgenodigd om met Jezus mee te gaan kijken. Waarom zou je oog boos zijn omdat God goed is? Is het onrechtvaardig als een ander ook het Brood des Levens krijgt, zoveel als hij of zij nodig heeft, niet omdat ze het verdiend heeft, maar omdat God haar het leven geeft?
Wij geven aan God wat Hem niet waardig is, en Hij geeft aan ons wat wij niet waardig zijn om te ontvangen, zei Efrem vanmorgen in de vigilielezing. Als je rekent, klopt het niet, maar als je met Jezus’ ogen kijkt, is er alleen maar reden tot vreugde en vertrouwen, voor onszelf en voor de ander.
Moge Hij onze ogen genezen om te groeien in zijn vriendschap.
[1] Isaac de Syriër, Ascetical Homilies, LI, p.250