1e zondag 40dagentijd C
Christus verbleef in de woestijn, want Hij wist waar Hij de verlorenen kon vinden, zei Ambrosius vanmorgen. Adam woont niet meer in het paradijs. Hij is in de woestijn terechtgekomen. En daar zijn we nog steeds, niet in het paradijs, niet in het beloofde land. We trekken door de woestijn, een wereld van honger en dorst en demonen. Maar Christus weet waar Hij ons kan vinden en Hij gaat, door de Geest geleid, naar de woestijn. We zijn er niet alleen met al die demonen. Er is Iemand die ons hier is komen opzoeken en de duivel verslagen heeft. Deze veertig dagen, met alles wat er aan woestijnervaring op ons afkomt aan pijn en zorg en verdriet, is het goed om te weten dat we niet alleen zijn. Dat we Jezus’ hand kunnen vastpakken, omdat Hij hier ook is, in de woestijn, om ons mee te nemen naar wat we nu nog niet zien, naar het beloofde land, naar zijn Vader.
We horen hoe Hij de duivel verslagen heeft, die Hem op drie manieren probeerde te verleiden.
De eerste keer speelt de duivel in op de honger die Jezus voelt. Honger die reëel is, een knagend gevoel, een gemis, een gebrek. Er is iets wat je nodig hebt, maar wat ontbreekt. Maak dan van die stenen brood. Je hebt toch recht op voedsel, je hebt het nodig om te leven. In deze vastentijd, als we minder eten, voelen we daar iets van (alhoewel het dankzij Irenes tweedaagse verjaardag tot nu toe nogal meevalt). Maar het kan ook een gemis op een ander vlak zijn. Ik heb het nodig en als God het niet verschaft, dan maak ik het zelf. Een kind van God hoeft toch geen gebrek te lijden.
Maar Jezus gaat niet mee in die redenering. Zijn antwoord aan de duivel: ‘De mens leeft niet van brood alleen’. Mozes zegt tegen het volk, in zijn grote terugblik in Deuteronomium: ‘Gedenk dan heel de weg, waarop de HEER uw God u deze veertig jaar in de woestijn heeft geleid, om u te verootmoedigen en u op de proef te stellen ten einde te weten, wat er in uw hart was: of gij al dan niet zijn geboden zoudt onderhouden. Ja, Hij verootmoedigde u, deed u honger leiden en gaf u het manna te eten, dat gij niet kendet en dat ook uw vaderen niet gekend hadden, om u te doen weten, dat de mens niet alleen van brood leeft, maar dat de mens leeft van alles wat uit de mond van de HEER uitgaat.’ Waar leef je van? Van brood? Van datgene wat je nu in onze woestijn mist? Of vind je leven in de afhankelijkheid van God, in het vertrouwen op Hem en het luisteren naar zijn Woord? ‘Kies dan het leven, door de HEER uw God te beminnen, naar Hem te luisteren en aan Hem gehecht te blijven’, was de lezing afgelopen donderdag.
De tweede verleiding waar mee de duivel Jezus op de proef stelt is de macht over alle koninkrijken. Toen we vanmorgen in de vigiliën psalm 2 zongen, bedacht ik dat daar ook een goed antwoord stond dat Jezus had kunnen gebruiken: ‘Vraag het Mij slechts en Ik geef volkeren u tot een erfdeel, u tot een eigen bezit de aarde tot aan haar randen.’ Maar, hoe passend ook, Jezus gebruikt het niet. Hij gaat niet een discussie aan over wie werkelijk de macht heeft, God of de duivel. Hij herhaalt alleen het gebod: ‘De HEER uw God zult gij aanbidden en Hem alleen dienen.’ Ik hoef me niet te mengen in een machtsstrijd. Ik hoef ook niet bang te worden als het erop lijkt dat de duivel de macht heeft over de koninkrijken van de aarde. Mijn taak is de lof van God te zingen, Hem te aanschouwen in zijn schepping, in zijn mensen, en Hem te aanbidden, Hem te dienen door te doen wat Hij nu van mij verlangt.
Tenslotte de derde verleiding: ‘Werp U naar beneden’, zegt de duivel, ‘dan zal God moeten laten zien dat Hij U opvangt, want dat staat geschreven in psalm 91.’ Ook de duivel kan de Schrift lezen. Jezus antwoordt niet met een ander ‘Er staat geschreven …’, als een steekspel van bijbelcitaten. Nu zegt Hij: ‘Er is gezegd …’. Lectio divina is niet bedoeld om het Woord van God te kunnen gebruiken als een instrument waar je macht over hebt. Het is een luisteren naar Gods Stem, je laten aanspreken, om steeds meer aan Hem gehecht te raken. Lezen wat er geschreven staat, zo dat de Geest erdoor spreekt.