19 maart, 4e zondag vastentijd
Jezus verlaat de tempel en Hij ziet bij de poort een man zitten die blind geboren is. De leerlingen volgen zijn blik en beginnen over de blinde te spreken. De blinde zelf zegt niets. Hij roept niet ‘Zoon van David, heb medelijden met mij’. Hij zegt niets. Hij wordt zelfs niet eerst aangesproken door Jezus. Geen vraag ‘Wat verlang je?’ of ‘Geloof je dat Ik dit doen kan?’ We horen alleen een gesprek over hem, en pas als Jezus al het slijk op zijn ogen heeft gestreken, zegt Jezus iets tegen hem en krijgt hij de opdracht om zich te gaan wassen in de vijver van de Gezondene. Net daarvoor heeft Jezus trouwens over zichzelf gesproken als Degene die door de Vader gezonden is. ‘Wij moeten de werken doen van Hem die Mij gezonden heeft’.
Is dit een genezingsverhaal? In de genezingsverhalen is er eerst een nood, een lijden, een vraag om hulp, en na de genezing huppelt de lamme weg. Maar hier is er geen vraag, de noodzaak om zich te wassen komt pas als Jezus modder aanbrengt. En na de genezing begint de blinde pas te leven en te spreken in een verrassende vrijheid en helderheid. Het is een verhaal over zien, maar dan over zien wie Jezus is, en wie blind is en wie ziende is niet een lichamelijke zaak.
Wat zie je? De leerlingen en later de Farizeeën zien vooral zonde. Een blinde? Heeft hij zelf gezondigd of zijn ouders? Iemand die op de sabbat geneest? Dat moet een zondaar zijn. Iemand die in gesprek gaat met de religieuze autoriteiten? ‘In zonden ben je geboren, zo groot als je bent!’ Maar Jezus ziet iets anders. Een gelegenheid om de werken Gods aan het licht te laten komen. Onze zonden lijken Hem tamelijk onverschillig te laten. Blind zijn noemt Hij geen zonde, zelfs geen gevolg van zonde. Wat wel zonde is, is als je overtuigd bent dat je ziet en liever je eigen ogen vertrouwt dan je blik te wassen in het water van de Gezondene.
Eigenlijk waren het niet hun eigen ógen waar de Farizeeën vertrouwen in hadden. Het was meer een vertrouwen in hun eigen ideeën – de dingen die ze voor zich zagen in hun geest, hun overtuigingen en hun beeld van hoe de samenleving in elkaar zit. Om vast te houden aan hun ideeën moesten ze bijna ontkennen wat hun ogen zagen: een blindgeborene die kan zien, een man die op sabbat Gods genezende kracht laat stromen. Ze doen alle moeite om de werkelijkheid te ontkennen. De ouders van de blindgeborene moeten komen, maar nee. Het is hun zoon en hij is blind geboren. De blindgeborene moet zelf nog een keer komen en nog eens het verhaal vertellen, maar hij blijft erbij. Hij bekommert zich niet over ideeën, over wat kan en niet kan, over wat hoort en niet hoort. ‘Of Hij een zondaar is, weet ik niet. Eén ding weet ik wel: dat ik blind was en nu zie.’
Hoe kijk je? Ik kan rondkijken in de gemeenschap en vooral zien wat er verkeerd is. Ik kan in mijn eigen leven kijken en daar vooral zonde zien. Het kan ook nodig zijn dat we ons van onze blindheid bewust worden. Misschien strijkt Jezus wel het slijk op onze ogen, maar dan wijst Hij ook naar het water van de Gezondene en geeft Hij ons het licht om te gaan zien zoals Hij ziet. En dat is niet voortdurend oordelend. Als Jezus de blindgeborene ziet, ziet Hij een opening om het licht van God in de wereld te laten komen. ‘There is a crack in everything. That’s where the light gets in.’ Bij alles wat verkeerd is, kun je je blind staren op het negatieve en de hoop verliezen. Of je kunt vragen hoe de werken Gods in deze mens, in deze situatie openbaar kunnen worden. De blindgeborene wordt daardoor genezen. De wereld om hem heen verandert niet op het moment dat Hij leert zien wie Jezus is. Maar hij wordt zichzelf. ‘Ik ben het’, zegt hij. Ik ben het en ik zie in het licht. Zoals Jezus eerst gezegd heeft ‘Ik ben het licht der wereld’. Hij wordt vrij. Tegenover de Farizeeën die hem willen intimideren, antwoordt hij nuchter en zonder angst. Hij stelt hen vragen en blijft helder zien, ook als dat betekent dat hij buiten gezet wordt.
Ga je wassen in het water van de Gezondene en Christus’ licht zal over je stralen. Het duister verliest zijn macht over datgene wat in het licht wordt gebracht. Het duister in ons hart, in ons leven, in onze wereld is niet een hopeloze mislukking. Het is een gelegenheid voor de werken Gods om openbaar te worden. Alles wat aan het licht wordt gebracht, komt in het licht tot helderheid. En alles wat verhelderd wordt, is zelf “licht” geworden.
Hoe kan dat? Er lijkt wel heel veel duister te zijn. Maar dan is daar de blindgeborene, aan het begin van het verhaal volkomen passief, en als Jezus hem ziende heeft gemaakt, vrij en vrolijk te midden van alle misverstanden, moedig en sterk. Hij laat zich niet ontnemen wat hij gezien heeft, Wie hij gezien heeft.
Voor het licht dat in de wereld is gekomen, Jezus de Heer, heeft God ons geschapen.
Breng ons naar dat licht, naar Hem die redding brengt aan alle mensen.