16e zondag C, 20 juli
Er is een overeenkomst tussen de drie hoofdpersonen van de drie lezingen van vandaag, Abraham, Paulus en Marta, als je kijkt naar ieders levensverhaal.
Welke?
Ze worden alle drie geroepen op dezelfde manier: ‘Abraham, Abraham!’ in het verhaal van het offer van Isaac. ‘Saul, Saul! Waarom vervolg je Mij?’ als Saulus op weg is naar Damascus. En ‘Marta, Marta!’ horen we in de lezing van vandaag. Marta is de enige vrouw in het gezelschap van degenen die zo geroepen worden in de bijbel.[1] Bij Lucas vinden we nog een derde keer een dubbele roep, als Petrus door Jezus aangesproken wordt bij het laatste avondmaal: ‘Simon, Simon, weet dat de satan heeft geëist u allen te ziften als tarwe.’
Wie worden er nog meer op die manier geroepen?
Aan het einde van zijn leven, als Jakob gehoord heeft dat zijn zoon Jozef nog leeft, trekt hij naar Egypte, en in een nachtelijk visioen spreekt God hem aan: ‘Jakob, Jakob!’ En net als Abraham antwoordt Jakob met: ‘Hier ben ik.’ God zegt hem: ‘Ik ben God, de God van uw vader. Gij moet er niet tegenop zien naar Egypte te trekken, want Ik zal daar een groot volk van u maken. Ikzelf zal u naar Egypte vergezellen en Ik zal u ook weer terugbrengen. Jozef zal u de ogen sluiten.’
Als Mozes naar de brandende braamstruik toegaat om dat vreemde verschijnsel te bezien, hoort hij de stem van God: ‘Mozes, Mozes!’ ‘Hier ben ik’, zegt Mozes, en hij zal zijn sandalen van zijn voeten doen.
En dan is er natuurlijk nog Samuël die als klein jongetje ’s nachts in de tempel zijn naam hoort roepen en denkt dat het Eli is. Elke keer rent hij naar Eli en zegt: ‘Hier ben ik. U hebt mij toch geroepen?’ Maar het was Eli niet. Bij de derde keer dringt het tot Eli door dat het de HEER moet zijn die Samuël roept, en als de HEER voor de vierde keer bij Samuël stilstaat en hem roept – deze keer dubbel: ‘Samuël, Samuël!’ – dan antwoordt de jongen: ‘Spreek, uw dienaar luistert.’
Dat laatste zou ook een passend antwoord voor Marta zijn. Haar zus Maria zat aan de voeten van Jezus om naar Hem te luisteren. Marta blijft een ogenblik bij Hem staan om Hem te zeggen wat Hij doen moet. Maar Jezus roept haar – de roeping van Marta. Wat zeg je als Hij je naam zegt, twee keer zelfs, zoals in de grote roepingsverhalen? ‘Hier ben ik’ of ‘Spreek, HEER, uw knecht luistert.’ Een ommekeer van het spreken naar het luisteren, van de vele dingen naar het ene noodzakelijke. En een ommekeer van afwezigheid naar aanwezigheid, een bewust worden van Jezus die in ons huis te gast is en verlangt om onszelf te ontmoeten. ‘Marta, Marta!’ ‘Hier ben ik.’ Ik doe de schoenen van mijn voeten, want als Hij hier is, hier in mijn dagelijkse leven met mijn zusters, met mijn kritiek en mijn irritaties, met mijn drukte om al die kleine dingen die mij van zo groot belang lijken, dan is het heilige grond waar ik sta. Als Hij geen vijf sterren feestmaal hoeft, maar verlangt dat ik aanwezig ben, dan verandert dat de manier waarop ik in mijn huis bezig ben.
Hij roept onze naam aan het begin van ons leven, zoals bij de kleine Samuël die de HEER nog niet kende, maar ook aan het einde, zoals bij Jakob die in hoge ouderdom nog de reis naar Egypte ondernam om Jozef weer te zien. Jakob heeft in zijn hele leven steeds gedacht dat hij met list en slimheid voor zichzelf moest zorgen, al liet God hem al in Bethel zien dat hij niet alleen was. En nu, nu zijn kracht mindert, krijgt hij nogmaals Gods stem te horen die hem nadrukkelijk zegt: ‘Ik laat je niet alleen.’
‘Marta, Marta!’ Als we zo onze naam horen, dan klinkt daar in door: keer je om, stop met waar je mee bezig bent. Doe het mes weg, net als Abraham. Realiseer je dat je God aan het tegenwerken bent, net als Paulus. Of stop met klagen en kritisch kijken naar anderen, net als Marta.
Er klinkt ook een uitnodiging in: kom aanwezig, ren niet weg, maar word wie je bent in Jezus’ ogen.
En er klinkt in door: ‘Luister.’ Hier is Jezus, dichtbij, in je huis, in je hart. Ik kan van alles bedenken wat belangrijk is om te doen, zelfs om voor Hem te doen. Maar het eerste is luisteren: wat verlangt Gij dat ik doen zal? Misschien even helemaal niets, alleen samenzijn. Of misschien een eenpansmaaltijd. Of misschien zorgen voor een gewonde aan de kant van de weg.
‘Spreek, Heer, ik wil ten diepste niet anders dan luisteren.’
[1] Jos de Heer, Commentaar op Lucas – deel 2, p. 292v