Kapittel 16 oktober
Op de heenreis naar Assisi moest ik een paar keer overstappen, in Duitsland één keer met een kwartier tussentijd en één keer met 35 minuten. We hadden gelukkig van tevoren het reisgebed gebeden, want de trein had twee keer vertraging: de eerste keer twaalf minuten, de tweede keer een half uur. Met een beetje rennen haalde ik de trein steeds nog net. Dank aan mijn engelbewaarder!
Er zijn vaak van die kleine gebeurtenissen. Het lijkt wel of God er plezier in heeft om, juist als je de dingen niet zelf in de hand hebt, te zorgen dat het goed komt. Alsof onze afhankelijkheid zijn hulp tevoorschijn roept. In het evangelie vandaag verzekert Jezus ons, dat God zeker recht zal verschaffen aan zijn uitverkorenen die dag en nacht tot Hem roepen.
Mar tegelijkertijd hoorden we in de vigiliën een hoofdstuk uit het boek Job. Daar klonk het: ‘Bid je tot Hem, hij zal je verhoren’, maar het was wel Elifaz die het zei, één van de vrienden van Job, en Jobs probleem is juist dat het níet klopt. God verschaft geen recht. Bid, en Hij zal je verhoren als je rechtvaardig bent, is veel te simpel.
En toch is het dat wat Jezus zijn leerlingen leert: steeds bidden en niet versagen. God zal recht verschaffen, Hij blijft niet onbewogen. Iedere dag bidden ‘Uw Rijk kome’, iedere dag bidden om vrede. Hij zal recht doen. Durven wij blijven bidden en geloven?
Mozes houdt zijn armen opgeheven en zolang hij dat doet zijn de Israëlieten aan de winnende hand. Zo zou je ook de monnik kunnen zien: de armen opgeheven in voortdurend gebed. Gericht zijn op God in een bewuste afhankelijkheid. We zijn door Hem geschapen om uit Hem te leven. Hij geeft ons hartslag en adem. De waarheid van ons leven is dat we zonder Hem niet bestaan. We kunnen wel denken dat we zelfstandige wezens zijn, dat we zelf de zaken regelen, en dan af en toe in een vrij moment aan God denken, maar dat klopt niet. We zijn als de weduwe in de gelijkenis. Ze heeft geen man of zoon of ander familielid om voor haar op te komen. Ze moet wel roepen. Het gebed met opgeheven handen is de diepste waarheid van ons leven. Alleen worden ook onze armen moe. Gelukkig is er dan het officie, of de gezamenlijke lectio, waarin we als het ware elkaars armen ondersteunen.
En hoe kun je nu blijven bidden? We beginnen vaak wel met het Jezusgebed, of op wat voor manier dan ook om onze aandacht naar God te richten, maar we raken al gauw verstrikt in onze gedachten. Ik zit bijvoorbeeld in de kerk, maar in plaats van stil te worden en bij Jezus te zijn, begin ik mijn agenda op te stellen, na te denken over hoe ik iets moet organiseren, en de tijd van het gebed is voorbij voordat ik het weet. Of ik begin te bidden, maar dan komt er een medezuster te laat binnen, en mijn commentaar begint. Ze is weer eens te laat. Waarom stopt ze niet op tijd met haar werk? Dit is toch heel storend, enz. Voordat ik mijn tirade van kritiek helemaal heb afgedraaid, zijn we weer tien minuten verder. Wat ook een goede afleiding is, is als ik me tekort gedaan voel. Ik ben in de kerk voor stil gebed en als ik net op mijn knielbankje zit, begint de grasmaaier, vlak voor het raam. Dat moet mij weer overkomen. Nu heb ik eindelijk een keer tijd voor gebed en dan beginnen ze met deze herrie. Dit is toch eigenlijk geen moment om gras te gaan maaien. Kunnen we dat niet regelen?
Martin Laird[1] noemt deze gedachtentreinen ‘innerlijke video’s’. Het zijn een soort films die we afdraaien voor ons innerlijk oog en als we eenmaal op de startknop gedrukt hebben, begint het bekende verhaal, en we hebben geen oog meer voor Jezus’ aanwezigheid. Maar als we niet op de startknop drukken (of niet toelaten dat één van onze demonen snel de video aanzet), dan is er niet veel aan de hand. Alleen het nuchtere feit van een zuster die binnenkomt of een grasmaaier die langsrijdt. Geen drama. Je kunt het registreren en gewoon verder gaan met je gebed.
Om bij het beeld van de film te blijven: denk dat je in de bioscoop zit en beschouw een afleidende gebeurtenis niet als de film zelf, maar als iemand die voor je zit, net voor het beeld. Wat je dan moet doen is over zijn schouder kijken, want het enige beeld dat je interesseert is Jezus.
Moge Hij aandacht, vertrouwen en geloof vinden als Hij naar ons kijkt.
[1] Martin Laird, Into the Silent Land