Homilie uitvaart zr. Jeanne-Hélène
‘Wie Gods rechte wegen gaat’ – dat was de eerste regel van het lied dat we aan het begin van deze viering zongen. Eerlijk gezegd is dat niet wat ik direct van onze zuster Jeanne-Hélène zou zeggen: dat ze rechte wegen gegaan is. Haar kloosterleven was minder rechtlijnig dan bij de meesten van ons. Ze is op haar 21e ingetreden in de abdij van Clairefontaine, waar het niet altijd soepel liep. Zo kwam het dat haar geregeld gevraagd werd enkele jaren elders door te brengen. Ze heeft heel wat kloosters gezien, in België, maar ook in Frankrijk, in Spanje, in Bénin. Afrika heeft haar altijd aangetrokken.
Ze was beslist geen standaard-moniale. Ze werd geen koorzuster, maar lekenzuster in een tijd dat het onderscheid net werd opgeheven, en ze hield stevig vast aan haar statuut als ‘non-choriste’, wat inhield dat ze niet het hele officie zong, maar meer werkte en op een andere manier bad. Ze had een grote liefde voor dom Armand-Jean de Rancé, de 17e-eeuwse abt van La Trappe die als erg streng bekend stond, en waar veel trappisten tot voor kort met enige argwaan naar keken. Ze was betrokken bij vertalingen van zijn geschriften. Maar of ze het in werkelijkheid goed met hem had kunnen vinden? Waarschijnlijk zou het nogal eens gebotst hebben, want ondanks de gelofte van gehoorzaamheid was Jeanne-Hélène niet het type dat op alles ja en amen zei. Kortom, ze was nogal eigenzinnig en kon behoorlijk koppig zijn.
En toch, als we terugkijken op haar leven, is er één zin die haar recht hield. We hebben het gelezen in de eerste lezing: ‘Ik weet op Wie ik mijn vertrouwen gesteld heb’. Het was de tekst die ze koos voor haar professie in de jaren ’60: ‘Je sais en qui j’ai mis ma foi.’ Haar rechte weg was haar liefde voor God, voor Christus en haar vertrouwen in zijn zorg voor haar. Jezus Christus is dezelfde gisteren en vandaag en morgen, hier en waar ook ter wereld.[1] Hij was het fundament van haar bestaan, begin en einddoel van haar levensreis, de kracht waardoor ze haar weg kon gaan.[2]
‘Ik weet op Wie ik mijn vertrouwen gesteld heb, en ik ben ervan overtuigd dat Hij bij machte is ongerept te bewaren wat mij is toevertrouwd, tot aan de grote dag.’
Niet iedereen zou op het idee gekomen zijn om aan Jeanne-Hélène de kloostergeloften toe te vertrouwen: gehoorzaamheid, stabiliteit en conversatio morum, monastieke levenswandel of levensbekering. Maar God, in zijn creativiteit, heeft het gedaan, en heeft ze in haar bewaard. Gehoorzaamheid, niet altijd direct als de abdis iets vroeg, maar wel de uiteindelijke aanvaarding van het leven zoals het komt en de volharding in moeilijke situaties zonder te blijven wrokken.
Stabiliteit, niet in de zin van nooit meer buiten de muren komen van het klooster waar je bent ingetreden, maar als het blijvende verlangen naar Christus, de stabiele richting van haar leven. Ze zei altijd dat ze jong had willen sterven. Dat is niet gelukt, maar nu smaakt ze dan eindelijk het geluk van een eeuwigheid bij Hem te mogen zijn.
En tenslotte de monastieke levenswandel en -bekering, een leven van gebed en gemeenschap, een leven van leren liefhebben. Liefhebben deed ze, in haar gebed en zorg voor anderen, haar sterke band met Yvonne en verdere familie, haar diepe vriendschappen, haar openheid in ontmoetingen. Jeanne-Hélène had een warme glimlach, waardoor je je heel welkom voelde, en een groot gevoel voor humor. Die verbindende kant van haar was niet altijd en voor iedereen zichtbaar, maar we hebben die in de jaren in Klaarland en in de Gerkenberg steeds meer naar boven zien komen, ook nog toen ze al begon te dementeren. Eén voor mij heel sprekend detail: ze hield van iets lekkers bij de koffie, maar als je haar iets gaf, keek ze eerst of de anderen het ook gekregen hadden, en anders wilde ze delen. Er zijn heel wat koekjes in tweeën gebroken, alleen omdat samen genieten belangrijker was dan genieten op zich.
‘Ik weet op Wie ik mijn vertrouwen gesteld heb’, en God is bij machte om datgene wat Hij ons in zijn oneindige creativiteit toevertrouwt, ook in ons te bewaren tot aan de grote dag. Nu is de grote dag voor Jeanne-Hélène gekomen. Het bruiloftsfeest is aangebroken, waar ook de moeder van Jezus, Marie Auxiliatrice, aanwezig is, en waar Jeanne-Hélène onder de vele genodigden Don Bosco zal ontmoeten, en Rancé en br Rafael Arnaiz Baron. Nu mag ze drinken van de beste wijn die de Heer tot het laatst bewaard heeft.
O Eeuwigheid!
Welk een geluk, o mijn God, om een eeuwigheid bij U te zijn!
Amen.
[1] Hebr 13,8
[2] Romano Guardini, De Heer, Spectrum 1964, p.570. Beide teksten op het prentje van haar professie